Dat van de benoeming van een kapitein-generaal der Unie niets
kwam, zal geen verwondering baren. Om twee redenen was de
generaalsbenoeming een aangelegenheid 'met voetangels en klem
men'. Enerzijds wegens de naijver der generaals onderling; allen
dienden het vaderland gaarne in een zo hoog mogelijke rang. Doch
niet minder hoofdbrekens veroorzaakte de omstandigheid, dat
thans wederom de aanspraken van de nu zeventienjarige Johan
Willem Friso op het tapijt kwamen. Het was in andere vorm de
kwestie welke zich tijdens het 'Kind van Staat' had voorgedaan:
het Oranjehuis klopte aan om zijn historische rechten. Alleen lagen
de verhoudingen nu anders dan in de dagen van Johan de Wit. In
plaats van een consequent bestrijder vonden de stadhouderlijke as
piraties in Heinsius een welwillend, voorzichtig medewerker, ge
neigd tot tegemoetkoming, doch die rekening had te houden met
de nu eenmaal bestaande tegenstand. Het sterkst openbaarde zich
deze in Zeeland, vanouds het meest Oranjegezinde gewest, doch
waar zich, toen het wanbeheer van Nassau-Odijk, een broer van
Ouwerkerk, eenmaal een einde nam, een fel anti-stadhouderlijke
richting baanbrak, althans onder de regenten. Doch elders was men
niet gezind, de zaak op de spits te drijven.
In Januari deed Holland het voorstel, Ouwerkerk tot veld
maarschalk, Slangenburg en Noyelles tot generaals der infanterie
en Tilly tot generaal der cavalerie te benoemen. Doch Friesland
en Stad- en Lande eisten, dat ook hun stadhouder tot generaal der
infanterie zou worden aangesteld, en wel met rang vóór de beide
anderen. Andere gewesten, met name Holland en Zeeland, ver
klaarden zich hier tegen, met het oog op 's prinsen jeugd en geringe
krijgservaring. Het was een moeilijk geval; men dacht zelfs aan het
bijeenroepen van een 'Groote Vergadering', als na de dood van
Willem ii. Men besloot echter tot een vanouds beproefd middel
een bezending vertrok naar bet hof te Leeuwaren, onder leiding van
de invloedrijke Willem Buys, pensionaris van Amsterdam. Na ette
lijke besprekingen met de Prinses-Weduwe Amalia van Anhalt-
Dessau en de Friese en Groningse Staten kwam men tot een com
promis. De prins zou benoemd worden tot generaal der infanterie,
doch in rang na Noyelles, die weer jonger was dan Slangenburg.
Hij zou geen commando voeren, noch tractement ontvangen alvo
rens hij de leeftijd van 20 jaren had bereikt, dus niet vóór 1707, en
wel zitting hebben, doch niet meestemmen in krijgsraden. Nog een
maand duurde het geharrewar voor alle tegenstand was overwon
nen (met uitzondering van die van Zeeland), en de genoemde be
vorderingen 11 April in de Staten-Generaal haar beslag kregen. In
4°9