de eerstvolgende dagen had daarop een reeks bevorderingen tot luit.-generaal, generaal-majoor en brigadier plaats. Zeeland alleen bleef tot het eind toe weigeren, in de benoeming van de jonge prins toe te stemmen, welke benoeming dan ook bij overstemming had plaats gehad. Het diende een scherp protest in tegen deze met de Unie strijdige handelwijze; het verklaarde, de prins niet als wettig benoemd generaal te erkennen en niet te zullen dulden, dat hem door de ter repartitie van het gewest staande troepen enige gehoor zaamheid werd bewezen. Dit laatste was minder tragisch dan het scheen, zolang de prins nog geen effectief commando voerde, doch wel werpt het een eigenaardig licht op de toestanden in onze Repu bliek. Het protest werd door de andere gewesten voor kennisgeving aangenomen, en het incident had voorlopig geen kwade gevolgen. Alleen bestond de kans, dat de heren in Zeeland het zouden be nutten als argument om bij allerlei latere gelegenheden, waar dit wenselijk scheen, tegen te stribbelen. Begin Mei werd de prins in de vergadering der Staten-Generaal beëdigd. Hij nam, als stadhouder van twee gewesten, weliswaar plaats in een 'fluwele armstoel doch legde staande de eed af1). Tot degenen, bij wie de algemene promotie een bittere nasmaak achterliet, behoorde Slangenburg. Hij zag zich gepasseerd door Ouwerkerk die, wat in die tijd zwaar woog, nog een paar maanden jonger generaal was en die wat veldheerseigenschappen en behaalde krijgsroem aangaat, hem zeker niet overtrof. Hij wilde dan ook niet onder de bevelen van Ouwerkerk staan, evenmin als Noyel- les onder hem, de 'insupportabele' Slangenburg wilde dienen. Dan waren er Salisch, Dopf en Coehoorn, die geen van drieën waren bevorderd. Eerstgenoemde gaf te kennen, dat de koning van Polen hem gaarne in zijn dienst zou zien. Dopf vroeg ontslag, z.g. om gezondheidsredenen, en huurde reeds een huis in Aken en Coehoorn had reeds vroeger, in afwachting van zijn niet-bevorde- ring, in weerwil van zijn hoge leeftijd, zijn diensten aangeboden aan de gezant van Savoye. Maar gelukkig kwam van al deze emigratie plannen niets. Salisch wisten de Staten door een of ander expe dient' tevreden te stellen. Dopf bracht men tot andere gedachten door hem de eervolle en rijkbezoldigde post van gouverneur van Maastricht te beloven, waar hij tot nog toe slechts commandeur was 2). Over de generaalsbenoemingenLamberty III, 47-54; id. XIII, 7-11, 16-20; de resolutie van Zeeland aid. p. 19. Wagenaar XVII, 207-212. Bijlage 34. Over het nog steeds hangende onderzoek inzake Obdam: Lamberty III-53. 2) Lamberty 53, 54. Dopf werd 'bij provisie' gouverneur bij Res. St.Gl 27 April 1706 (Dyserinck p. 178). 4IO

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 438