Aan Coehoorn werd de functie van gedeputeerde te velde voor
Friesland toegedacht, doch men herinnert zich reeds uit het voorval
met Geldermalsen dat hij voor die waardigheid niet het minste
respect had. Maar eerlang verloor de zaak haar actualiteit doordat de
grote vestingbouwer, belegeraar en artillerist de 17e Maart voor
goed de ogen sloot. Zijn dood verloste de Zonnekoning van een ge
vaarlijk tegenstander, en beroofde de Republiek van een van haar
beste krachten. Lamberty zegt zelfs, dat zijn dood de koersen op
de Amsterdamse beurs deed dalen. Zeker is, dat hij in deze oorlog
nog grote diensten zou hebben kunnen bewijzen. Het hoogtepunt
van zijn roem was, na de inneming van Namen, de Maasveldtocht
van 1702 geweest. Zijn beleid en houding in de daarop volgende
campagne kan men daarentegen moeilijk bewonderen. Behalve door
de in de jongste tijd beleefde teleurstelling en twisten werden zijn
laatste levensdagen vergald doordat een secretaris met een groot
deel van zijn schrifturen, plans en projecten naar de Fransen was
gedeserteerd. Zijn zoon vroeg Marlborough's voorspraak voor
het regiment van zijn vader, en de Britse generaal voldeed aan dit
verzoek in een brief aan de raadpensionaris, 'for the remarkable
services his father has done to the States, which are such that, had he
died one year sooner, every nation might have been prowd of such a
subject' x).
Als meester-generaal der artillerie werd Coehoorn opgevolgd
door Van Goor na diens sneuvelen, nog in hetzelfde jaar, is de
post tot 1792 onbezet gebleven. Het blijkt niet, dat hij een opvolger
kreeg als directeur-generaal der fortificatiën. Marlborough dacht
in dit verband aan Trognée, die althans de belegeringen van Hoey
en Limburg met succes had geleid en zich reeds bij de inneming van
de citadel van Luik verdienstelijk had gemaakt. Commandant van de
troepen in Staats-Vlaanderen werd Lauder.
Intussen hadden reeds de eerste, zij het ook weinig belangrijke,
krijgsverrichtingen plaats gehad. Het voornaamste wat tijdens de
winter voorviel was de capitulatie van Gelder, die de 1 2e December
werd ondertekend 2). De ^e Januari schenen de Fransen een poging
te willen doen om het fort De Doel, dat Coehoorn enige weken
tevoren had ingenomen, te hernemen. Het bleef echter bij een bom
bardement door, naar wij lezen, 9 stukken en 4 mortieren, dat geen
noemenswaardige schade of verliezen berokkende. Voorts deden de
Marlborough aan Heinsius, Londen 2g Maart 1704 (V. 't Hoff nr 167).
2) Dat de stad in Pruisisch bezit bleef was een gevolg van het feit, dat de Staten de blokkade nagenoeg
geheel aan Pruisische troepen hadden overgelaten. Zie hierover Lamberty III-11; de capitulatie
voorwaarden aid. p. 4-10.
411