douteslangs een deel van de Demer en langs de Mehaigne was zij onderbroken, daar deze als een voldoende hindernis werden be schouwd Op enkele plaatsen, als bij Sluis, Hulst en het fort Liefkenshoek, naderden de wederzijdse versterkingen elkaar tot op enkele km afstand. Omtrent de inrichting en bewapening van het Franse leger bij de aanvang van de Successieoorlog vinden wij enige berichten bij Puysegur, welke wij tot recht verstand van ons verhaal niet mogen nalaten, te vermelden 2). De infanterieregimenten telden van i tot 3, enkele garde regimenten 4 bataljons. Het bataljon bestond normaal uit 13 com pagnieën, elk van 3 officieren en onderofficieren en manschap pen, totaal dus 40 officieren en 6^0 man. Het is duidelijk dat in de loop van een veldtocht de sterkte belangrijk verminderde; zo blijkt uit een bij Pelet (11-^79) voorkomende staat, dat in September 1702 56 bataljons een gezamenlijke sterkte hadden van 23 227 man, per bataljon dus 414 man. De gevechtsopstelling was om de zelfde reden bij het begin van een veldtocht meestal op 4, tegen het einde op 3 gelederen. Bij het begin van de oorlog was bij sommige regimenten de piek reeds afgeschaftbij de andere was X/B der manschappen er mee be wapend. In de winter van 1703 op '04 werd echter de piek geheel afgeschaftkorte tijd daarna ook het musket, zodat voortaan alle man schappen bewapend waren met het vuursteengeweer (fusil), voorzien van een bajonet met ring ('a douille'), zodat met opgeplante bajonet geschoten kon worden. De officieren droegen een sponton van 8 voet, de sergeanten een hellebaard van 61/,, voet lengte. De 1 egimenten cavalerie telden normaal 2 eskadrons; enkele garde- en de dragonderregimenten 3 eskadrons. Het eskadron be stond uit 4 compagnieën, elk van 4 officieren en 33- ruiters, en was dus sterk 16 officieren en 140 ruiters. Uit de juist genoemde staat bij Pelet volgt, dat (in September) de eskadrons gemiddeld slechts ruim 100, de regimenten 230 ruiters sterk waren. De normale gevechtsopstelling van de ruiter- en dragondereskadrons was op 3 doch bij incomplete compagnieën op slechts 2 gelederen. Het 9 Over de linies: Rousset 'Oorlogskundige beschrijving enz.', II-43. Merode-Westerloo spreekt in zijn Memoires over de linies als alleen goed om de zakken van aan nemers en andere belanghebbenden te spekken. De Feuquière behandelt het stelsel van linies uit voerig in hs 78 'De l'attaque des lignes qui couvrent un pays', zowel wat het oorspronkelijke, beperkte doel aangaat, n.l. het vrijwaren van het land tegen brandschatting en het verzekeren van veilige communicatie als het ruimere van steun verschaffen aan het veldleger bij de operatiën, doch is in beide gevallen een verklaard tegenstander van het systeem. 2) 'Art de la guerre' p. 3 o vlg. 22

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 44