bondgenoten, werd nadien blijkbaar besloten het tijdstip te ver vroegen. De 9e Maart althans ontving de Raad van State opdracht, alles voor de operatie aan de Moezel waarmee het, anders dan Lamberty beweert, wel degelijk ernst was in gereedheid te bren gen. Voornamelijk hield dit wel het vormen van magazijnen in, in de eerste plaats te Coblenz. Voorts de zorg voor artillerie, waartoe Hompesch begin April een contract sloot met enige Duitse rege ringen. Als bevelhebber aan de Moezel werd, bij een Statenresolutie van 28 Maart, Slangenburg aangewezen. Als gewoonlijk had de generaal een reeks van bezwaren. Blijkens de resolutie der Staten van 1 April verzocht hij te mogen weten wat hij eigenlijk aan de Moezel moest doen; hij vroeg om geld voor zijn equipage, en maakte bezwaar om als luit.-generaal het bevel te voeren (de voornoemde bevorderin gen waren toen nog hangende). Naar wij bij Lamberty lezen, was het de gezant van Trier, die Slangenburg wist te verzoenen met zijn commando, dat in ieder geval met zijn zucht naar zelfstandig heid strookte. Als antwoord op zijn request kreeg hij de 10e een af schrift van het project der a.s. operaties en tevens bevel, zich met spoed naar de prins van Baden te begeven voor nader overleg. Het vertrek is blijkbaar uitgesteld; van een reis van de generaal naar Duitsland blijkt althans niets. De 26e April ontvangt hij dan een instructie, om 'bij provisie en tot nader order, of dat een hooger generaal daartoe gecommandeerd wordt' aan de Moezel te comman deren. Maar met Slangenburg was men zo spoedig niet klaar. De 9e Mei kwam wederom een request van hem bij de Staten, 'met remarques op zijn orders en verzoek om explicatie'. Het werd ter behandeling aan de commissie Ham gegeven, die drie dagen later last kreeg, de generaal de 'onbevoechtheyt en ongefundeertheyt' van zijn bezwaren onder het oog te brengen. Tevens moest hij nu zo spoedig mogelijk vertrekken, op een nadere instructie, daar de eerste ten gevolge van zijn langdurig 'vertoeven' ten dele was komen te vervallen. Het voornaamste struikelblok in de reeks verlangens van Slangen burg moet geweest zijn het antedateren, zoals hij wenste, van zijn benoeming tot generaal der infanterie, zodat hij in rang zou komen te staan boven de erfprins van Hessen-Kassel, die door zijn vader op 31 Maart tot generaal der cavalerie was bevorderd, waarin de Staten hadden toegestemd onder voorbehoud, dat de promotie gelijktijdig met de andere bevorderingen tot dezelfde rang zou ingaan, en voorts boven Churchill. Deze was door Marlborough, zijn broer, in het vorig najaar tot generaal der infanterie benoemd, en dus thans 413

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 441