tot ergernis van Slangenburg de oudste als zodanig in het gealli
eerde leger. Van het vertrek naar de Moezel kwam tenslotte niets;
Slangenburg bleef deze veldtocht werkeloosalleen verschafte
hij de commissie Ham werk met zijn requesten. Nog op 6 Augustus
resolveerden de Staten, gehoord de commissie Ham, op een request
van Slangenburg, dat het door de president der vergadering 'zon
der dispositie' aan de requestrant zou worden teruggegeven, en
deze aangezegd, 'dat hij in het toecomende eenige saecken aen Haer
Hoogh Mogenden te representeeren hebbende sigh sal hebben te
houden bij de saecke en geen meer irreverente en choquante stellin
gen ende termen te gebruycken' 1).
Nog velerlei andere beslommeringen hielden, te midden van de
oorlogstoebereidselen, de Staten bezig. Wij noemen slechts de ver
nieuwing van het verdrag met Luneburg, welke weinig vlot van
stapel liep, gezien de ontstemming, die het gedrag dier troepen tij
dens de expeditie naar Landau bij de Staten had achtergelaten; de
moeilijkheden met de Deense troepen, wie de Deense koning we
gens achterstalligheid in betaling verbood, op mars te gaan; met
Pruisen, welks koning de soo° man, die in Staats-Engelse soldij
stonden, wilde terugroepen, van welk voornemen hij eerst na veel
over en weer geschrijf werd afgebrachthet belastingheffen in
Opper-Gelder, waartegen dezelfde koning verzet aantekende, zich
grondende op het onlangs veroverde Gelder; met Luik, dat protes
teerde tegen de vrijdom van accijnzen, welke in het contract met
de aannemer der magazijnen aldaar was opgenomen, en zelfs beslag
legde op die magazijnen, hetgeen echter vlug door de Staten werd
ongedaan gemaakt 2). Deze en tal van andere muizenissen plaagden
het hoofd van de raadpensionarisgeen wonder, dat wij in April
horen, dat Heinsius ziek was, en ook, dat hij in deze tijd zijn
ontslag vroeg als raadpensionaris van Holland. Maar zijn bekwaam
heid, kennis, ervaring en integriteit waren oorzaak, dat van het
ontslag niets kon komen. Heinsius behoorde blijkbaar tot de man
nen, in wie ieder vertrouwen heeft en voor wie het niet gemakkelijk
is, een opvolger te vinden.
De 22e April zette Marlborough ten tweede male voet op
Hollandse bodem, en terzelfder tijd begon de samentrekking van
het Staatse veldleger aan de Maas. De 23e betrokken de garnizoenen
van Luik, Maastricht en omliggende plaatsen een kamp ten Westen
van - en dicht bij de Maas, ongeveer halverwege tussen Maastricht
q Lamberty III-6162 Seer. Res. St.Gl 28 Maart, 1, 10, 12, 26 April, 9-13 Mei, 6 Augustus 1704
(St.Gl 2349).
2) Lamberty III-7, s7-6°.
414