in het vorig jaar opgedane slechte ervaringen en gezien de zo juist genomen beslissing, het gezag over de krijgsmacht nu op een geheel andere voet zou worden geregeldhet merkwaardige is echter dat, wanneer men de beide regelingen onderling vergelijkt, men tot de conclusie komt dat er eigenlijk niet veel was veranderd. De negen punten hebben voornamelijk betrekking op wat men de 'stafdienst' zou kunnen noemen. Enkele dagen tevoren (29 April) was ook een gewijzigde en aan gevulde instructie voor de gedeputeerden te velde vastgesteld, ter vervanging van die van 1702. De hoofdgebreken in de legerleiding werden er echter evenmin door weggenomen als door de boven genoemde 'ordres' x). Tegenover de Staten was slechts van een Moezel veldtocht sprake geweest. Slechts geleidelijk laat Marlborough in zijn correspon dentie iets van zijn werkelijke plannen los. Over de Donau spreekt hij het eerst in een brief van 1 Mei aan zijn vertrouweling Godol- phin, doch slechts onderstellenderwijs. 'When I come to Philipp- burg, if the French shall have joined any more troops to the elector of Bavaria, I shall make no difficulty of marching to the Danube Aan buitenlandse vorsten spreekt hij nog steeds slechts van de Moe zel; pas op Mei, tegenover de Pruisische minister van Warten- berg en de keurvorst van Hannover, gewaagt hij van zijn plan om te ageren aan de Moezel 'ou peut-etre plus haut, selon 1'exigence des affaires'. Eerst de 10e jegens Stepney en de 1 ie jegens Sinzen- dorf geeft hij rondweg zijn voornemen te kennen, naar de Donau op te rukken, met de toevoeging dat de Staten er nog niet van weten. De onderstelling is echter niet gewaagd, dat Heinsius en wellicht nog anderen tot de ingewijden hebben behoord. Schriftelijke bewij zen hiervan vinden wij nietLamberty alleen beweert dit uitdruk kelijk. Volgens hem is het Donau-plan reeds tijdens Marlbo rough's eerste verblijf in Den Haag in Februari besproken, doch alleen met Heinsius en Geldermalsen. Dit laatste behoeft geen verwondering te baren, want wij hebben reeds verschillende be wijzen ontmoet, dat de Britse generaal hen tot zijn vertrouwden rekende 2). De bezorgdheid, waarmee de Staten Marlborough met een belangrijk deel der strijdkrachten naar de Moezel, gelijk zij meen den, zagen vertrekken, was niet geheel zonder grond. Uit de aard der zaak bestond er een zekere kans, dat de Fransen, van de ver zwakking hunner tegenstanders gebruik makende, in de Nederlan- 418 Seer. Res. St.Gl 29 April, 3 Mei 1704. Voor de 'ordres' zie Bijlage 34a. 2) Brieven bij Churchill I-729, 734; Murray I-25^42^8, 2^9.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 446