aantoont, dat de Fransen in de Nederlanden defensief willen blijven. Te meer omdat dit detachement de beste troepen van het Frans- Spaanse leger bevat, en o.a. het Maison du Roy. Kenmerkend voor Marlborough's diplomatieke wijze van handelen is weer, dat hij jegens de Staten vermijdt, na hetgeen reeds voorafgegaan is, weder om openlijk om secours te vragen; hij laat aan hen over, de voor de hand liggende conclusie te trekken, en met spoed de dienovereen komstige maatregelen te nemen. Ouwerkerk echter vraagt hij, zo spoedig mogelijk een detachement van infanterie en cavalerie te zenden, en voor alle zekerheid schrijft hij om dezelfde reden ook nog aan Dopf. FFij stelt voor, de te zenden troepen te vervangen door bataljons uit de garnizoenen, alsmede door alle ruiterij die zich nog in de diverse vestingen bevindt. Dat Marlborough over goede inlichtingen beschikte blijkt wel hieruit, dat hij niet alleen nauwkeurig op de hoogte was van de sterkte van het detachement van Villeroy, n.l. 36 bataljons en 4^ a 46 eskadrons, maar ook wist, dat deze order had, niet slechts naar de Moezel te marcheren, maar Marlborough te volgen waarheen hij zich zou wenden, wat een sterk argument was voor de te zenden ondersteuning. Ouwerkerk ontvangt het schrijven de 23e, en opmerkelijk is de vlotheid, waarmee aan het verzoek werd gehoor gegeven. Met eenparig goedvinden toch werd besloten, aan de Staten voor te stellen om 8 bataljons en 20 eskadrons tot versterking te zenden, waaronder 16 eskadrons Deense cavalerie onder de luit.-generaal Scholten. De Staten hechtten aan dit voorstel aanstonds hun goed keuring. De Deense commandanten schijnen echter bezwaar ge maakt te hebben tegen het 'separeren' van een deel hunner troepen; in allen geval gaven de Staten order, zoveel doenlijk Deense troepen bij het detachement in te delen. Tenslotte werd besloten, het gehele detachement uit Denen te doen bestaan, n.l. 8 bataljons (van de 10 die zich in het land bevonden), benevens de gehele Deense cava lerie, ter sterkte van 21 eskadrons. Van de 8 bataljons hebben er 7 aan de slag bij Hochstadt deelgenomen. Alle Deense troepen ston den in gemeenschappelijke dienst van Engeland en de Republiek 1). Toen Marlborough de 28e het bericht ontving dat het deta chement onderweg was, was hij reeds te Schwalbach, niet ver van Mainz. Sinds de 24e was hij met de cavalerie vooruitgegaan; het voetvolk en de artillerie volgden met kleinere dagmarsen. Te Bonn en Coblenz versterkte hij zich met een tweetal bataljons uit de daar l) Ouwerkerk a.d. St.Gl, Leger te Loen, 23, 28, 30 Mei. 421

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 449