Wij keren thans terug tot het verhaal der krijgsverrichtingen;
wij zullen deze, aangezien deze veldtocht door vele schrijvers uit
voerig is verhaald, slechts in het kort weergeven.
Marlborough's voorhoede was, gelijk wij zagen, de 22e Juni
te Launsheim met het leger van de prins van Baden verenigd. Alvo
rens de operaties te beginnen, diende de aankomst der Engelse in
fanterie en artillerie te worden afgewacht. Intussen werden de 24e
de 12 bataljons van van Goor, thans van Beinheim, en 4 bataljons
met een regiment te paard van de hertog van Wurtemberg - wel te
onderscheiden van Karel Rudolf, hertog van Wurtemberg-Oels,
die de Deense cavalerie aanvoerde - uit het leger van de prins van
Baden in het Engels-Nederlandse overgenomen x).
Tevens werd gezorgd voor nieuwe verbindingen, nu de aanvoer
vanuit Frankfort wegens de grote afstand te bezwaarlijk was gewor
den. De nieuwe aanvoerweg liep over Nordlingen naar Neurenberg,
in welke steden magazijnen werden aangelegd. Elet is zeker geen
toeval, dat wij reeds in het midden der maand Almelo, die tot nog
toe vanuit Frankfort de belangen onzer troepen had behartigd, in
Neurenberg aantreffen. Blijkbaar hield zijn komst aldaar verband met
de op te richten magazijnen, en werd het leger van hieruit van geld,
kleding, schoeisel en andere benodigdheden voorzien.
In de Republiek gingen in deze tijd geruchten aangaande een
terugkeer van Villeroy. Men was hierop nooit geheel gerust ge
weest, en maakte zich wellicht nieuwe zorg, sinds Marlborough
begin Juni de Rijn had verlaten. Deze schrijft althans de 22e aan
Almelo 'Je trouve que nos amis en Hollande sont allarmés de peu
de chose'Hij vraagt daarom aan de gedeputeerde, hen zoveel doen
lijk gerust te stellen, om te voorkomen, dat op een zeker ogenblik
Staatse troepen zouden worden teruggeroepen. Dat een dergelijke
aanvraag door de Staten gedaan is, blijkt nergens; wel, dat Hein-
sius in een schrijven van 10 Juni er nog eens op aandrong, de voor
het vervoer bestemde schepen vooral in gereedheid te houden en
van brood te voorzien, en er op te rekenen dat in de eerste plaats de
troepen van de hertog van Wurtemberg, d.i. de Deense ruiterij,
voor eventuele terugkeer in aanmerking zou komen. In een brief
van de 17e beveelt Marlborough dan ook de kwestie der schepen
nog eens aan in de zorg van Almelo 2). Verschillende buitenlandse
schrijvers laten geen gelegenheid onbenut, om de Hollanders we
gens overdreven bezorgdheid voor hun grondgebied te hekelen. Er
Marlborough aan Ouwerkerk, kamp van Giengen 26 Juni, bij Murray 326; Bulletin aid. 26 Juni.
2) Marlborough aan Almelo, 17, 22 Juni, bij Murray; Heinsius aan Marlborough, De Haag 10 Juni
(V. 't Hoff 180).
431