drons, waarvan 73 nationale. Bij deze laatste komen, anders dan bij
de infanterie, geen vreemde troepen voor.
Van het Engelse leger bevonden zich sedert Augustus 1701 reeds
1 2 bataljons infanterie in de Nederlanden. In de loop van 1702 werd
deze sterkte opgevoerd tot 16 bataljons en 17 eskadrons, alle natio
nale troepen. Daarnaast kwamen in hetzelfde jaar nog contingenten
Denen, Munstersen, Pruisen en Hessen, te zamen 10 000 man, in
gemeenschappelijke Nederlands-Engelse dienst. Elk der beide landen
betaalde een helft van ieder contingent. Zodoende betaalde in het
eerste oorlogsjaar de Republiek totaal 107 bataljons of 92 817 man
infanterie, en 11 ^1/i eskadron of 20 894 man cavalerie en dragon
ders, dus totaal 113 711 man. Groot-Brittannië 34 bataljons of
28 860 man infanterie en 481/2 eskadron of 11 211 beredenen;
totaal dus 40 071 man 2).
Geven deze getallen reeds een indruk van de geweldige krachts
inspanning welke de Republiek zich voor de landoorlog getroostte,
hierbij komt nog dat zij alle kosten had te dragen van het in staat van
verdediging stellen der vestingwerken, van de magazijnen en voor
het overgrote deel ook van de belegeringen. De Engelsen hadden
wel veld- doch geen belegeringsartillerie, zodat alle kosten voor
aanvoer, opstelling en gebruik van het zware geschut ten laste van
de Republiek kwamen. Een beleg toch was destijds in belangrijke
mate een transportquestie. In alle geval was het de Republiek die
verreweg het grootste aandeel had in de landoorlog tegen Frankrijk,
doch men kan niet anders zeggen dan dat zij voor haar zware op
offeringen weinig dank heeft geoogst.
DE FRANSEN IN LUIK EN HET KEULSE
Een nieuwe en zeer ernstige verscherping van de toestand trad
in, toen de Franse troepen in November 1701 het grondgebied van
het aartsbisdom Keulen en Luik bezetten 2). Reeds in September
had een Franse troepenmacht zich aan de Maas tussen Luik en
Maastricht gedeeltelijk op aan de Staten onderhorig gebied genes
teld, en een kamp opgeslagen bij Richelle. Wellicht is er enige
samenhang tussen dit feit en een aanslag, die ontdekt werd, om
HOOFDSTUK IV
Zie de bijlagen i, 2, 3 en 4.
2) St. Leger VII-164. Lamberty I-676, 682.
24