Juli slechts 10 km werd afgelegd, waarna een kamp werd betrokken
bij Amerdingen, op ongeveer 22 km hemelsbreed, dus voor die tijd
een nogal grote dagmars, van Donauwörth. Dit bracht bet nadeel
mee, dat men voor de keus stond, óf de aanval tot de 3e uit te stellen,
ofwel de strijd aan het eind van een flinke mars te beginnen. Aan
dit laatste was, afgezien van de vermoeienis van de troepen, de kans
verbonden dat de duisternis een eind aan het gevecht zou maken of
ook, dat, in geval van een overwinning, de vervolging en het verder
partij trekken van de uitslag in het gedrang zouden komen. Natuur
lijk waren deze nadelen de geallieerde bevelhebbers niet onbekend;
voor de korte mars op Amerdingen zal dus een of andere ons onbe
kende reden geweest zijn. Mogelijk is misschien, dat de aanval aan
vankelijk werkelijk op de 3e gedacht was, doch dat, toen in de avond
van de ie een landbewoner het bericht bracht, dat met alle macht
aan de stelling werd gewerkt en reeds een sterke bezetting ter plaat
se was, besloten werd, de aanval op de 2e door te zetten. Aan de
omstandigheid, dat Marlborough, volgens het rouleringssysteem,
de 2e het bevel zou voeren, mag men o.i. niet te veel waarde hech
ten; immers al geschiedde de aanval op de 2e, de bevelen moesten
de avond tevoren, en noodzakelijkerwijs in overeenstemming wor
den gegeven.
De keurvorst had niet nagelaten, uit de mars op Balmershofen
zijn conclusies te trekken. Bij Donauwörth bevonden zich aanvanke
lijk 4 Beierse en een zevental Franse bataljons. De 30e verlieten 10
Beierse bataljons het kamp van Dillingen, en trokken naar Wert-
heim ten Z. van de Donau, op gelijke afstand van Dillingen en
Donauwörth. De ie Juni, op de dag dus van de mars op Amerdingen,
volgden 2 Beierse cavalerieregimenten en trok dit gehele secours op
Donauwörth. Het legerde zich voorlopig bij Nordheim, ten Z. van
de schipbrug, die toegang gaf tot de Schellenberg. Het stond onder
bevel van de veldmaarschalk graaf d' Arco, terwijl de luit.-generaal
de Maffei de infanterie aanvoerde. Sterke detachementen gingen,
hun wapenen achterlatende, over de brug om, tezamen met een
groot aantal boeren, aan de verschansingen te pionieren.
De gehele macht van d' Arco, de algemene bevelhebber op
de Schellenberg, wordt opgegeven als bestaande uit 19 bataljons,
w.o. Franse en 2 regimenten of 4 eskadrons cavalerie, in het ge
heel 10 a 12 000 man. Volgens het bovenstaande zouden 21 batal
jons aanwezig geweest moeten zijn. Misschien moet het verschil
verklaard worden uit de bezetting van Donauwörth, waarvoor
enkele bataljons bestemd kunnen zijn geweest. De artillerie moet
15 of 16 stukken hebben getelddeze aantallen worden althans
43