als buitgemaakt opgegeven. Hoewel er ook de 2e nog tot het laatste
ogenblik aan de stelling werd gearbeid, krijgt men niet de indruk
dat zij in voldoende staat was. Van palisaden wordt b.v. in de be
schrijvingen geen melding gemaakt. In de binnenruimte bevond zich
een vierhoekige gebastionneerde schans, die anders voor althans
een deel der bezetting als reduit had kunnen dienen, doch het blijkt
niet dat zij als zodanig heeft dienst gedaan.
Het voornaamste voordeel voor de verdedigers was, dat slechts
een betrekkelijk klein frontgedeelte, ongeveer 2/3 km lang, voor de
aanval in aanmerking kwam, n.l. het terrein tussen Donauwörth
enerzijds en het bos, dat de kam van de heuvel bedekte, anderzijds.
Het aanvalsterrein, een tamelijk steile helling zonder veel dekking,
begunstigde de verdediging, terwijl bovendien het Westelijk gedeel
te vanuit de bedekte weg van Donauwörth kon worden geflankeerd.
Nog in de nacht van i op 2 Juni gaat de generaal-kwartiermeester
Cadogan vooruit met 400 dragonders, 400 pioniers en 36 pontons
om de wegen te aplaneren en een brug te leggen over het riviertje
de Wernitz, dat men bij Ebermergen wilde overgaan. Om drie uur
in de morgenstond volgt Marlborough met de voorhoede. Deze
bestond uit 1/^ bataljons a 390 man van de linkervleugel, d.i. het
Engels-Nederlandse leger. Zij waren gevormd doordat 4^ bataljons
elk een derde van hun sterkte hadden afgestaan. Blijkbaar diende
deze infanterie tevens om de voorste echelons bij de bestorming te
vormen, en was aldus gehandeld om de te verwachten verliezen
meer over het gehele leger te verdelen. Verder waren bij de voor
hoede drie bataljons keizerlijke grenadiers en 30 eskadrons Neder
landse en Engelse ruiterij, benevens enige artillerie onder de luit.-
kolonel Blood. De infanterie der voorhoede stond onder bevel van
Goor, met de generaal-majoors Luck en Pallandt en de briga
diers Ferguson en Bernstorff, de ruiterij onder de luit.-generaals
Hompesch en Lumley, met de generaal-majoors Schulenburg,
Wood, Erbach en Vittinghof, en de brigadiers Saksen-Heilburg
en Bothmar. Op de voorhoede volgden 30 bataljons van de rechter-
en linkervleugel onder de keizerlijke luit.-generaal Horn, met o.a.
de generaal-majoors Withers en Beinheim en vervolgens de rest
van het leger onder de prins van Baden.
De slechte staat, waarin de wegen verkeerden ten gevolge van de
in de laatste dagen gevallen regen, veroorzaakt nogal enige vertra
ging, zodat eerst tegen de middag de Wernitz wordt bereikt. De
cavalerie passeert de rivier over de hier aanwezige stenen brug,
deels door een waadbare plaatsde infanterie over de iets meer
Zuidelijk gelegde pontonbrug. Het gros der artillerie en de trein
436