marcheren naar Harburg en blijven hier voorlopig in afwachting.
Verder leidt de opmars over het door de Fransen in brand gestoken
dorp Berg, en moet de Kaibach worden overgetrokken. Omstreeks
4 uur in de namiddag komt de voorhoede op het terrein van de
strijd. Marlborough heeft haar intussen nog doen versterken door
8 bataljons onder de generaal-majoors Withers en Beinheim, en
even zoveel onder de luit.-generaal Horn. Een door Marlborough
gehouden verkenning wees uit, dat een aanval aan de Noordoostzijde
te veel tijd zou vergen wegens het passeren van het dichte onderhout
op de bergkammet een zijwaarts sterk beperkt aanvalsterrein moest
dus genoegen worden genomen. Dit bracht vanzelf een diepe op
stelling mede. De frontbreedte der gehele infanteriemassa kan
bezwaarlijk meer dan ongeveer een km hebben bedragen, en daar
zij op vier linies werd opgesteld, moeten in elke linie 8 bataljons
in front hebben gestaan, aangezien de gehele sterkte uit 31 a 33
bataljons bestond, 10 a 12 000 man uitmakende. De drie bataljons
keizerlijke grenadiers waren n.l. bij Berg achtergebleven, en sloten
zich bij het leger van de prins van Baden aan.
Achter de infanterie stond de ruiterij, 32 eskadrons op twee
limes; het geheel onder de erfprins van Hessen-Kassel; de eerste
linie onder Lumley, de tweede onder Hompesch. De artillerie van
Blood stond op de hoogten aan de overzijde van de Kaibach, nabij
de brandende huizen van Berg, op 800 a 1000 m van de vijandelijke
verschansingen. Gezien de figuratie van het terrein moet zij hier
gunstig hebben gestaan om het vuur geruime tijd over de eigen troe
pen heen vol te houden.
Terwijl het leger van de prins van Baden nog in aantocht was, be
gon omstreeks uur het wederzijdse artillerievuur. Het is om en bij
zes uur, wanneer Marlborough om geen tijd meer te verliezen
het bevel tot de aanval geeft. De Keizerlijke- en Rijkstroepen zijn op
dit tijdstip nog in de opmars.
In het vijandelijk kamp had de graaf van Arco, op het reeds ver
gevorderde uur vertrouwend, niet willen geloven dat de geallieer
den nog op deze dag een aanval zouden ondernemen; eerst toen
nieraan niet meer viel te twijfelen had hij ijlings de wapenen uit het
over de Donaubrug gelegen kamp doen halen en de stellingen laten
bezetten.
De 14 Beierse bataljons bezetten in twee liniën de verschansin
gen; aan de linker- en rechtervleugel sloten zich tezamen g Franse
bataljons aan. In de binnenruimte stond de cavalerie gereed om
zich op de eventueel binnengedrongen aanvallers te werpen. De
artillerie stond over de stelling verdeeld. Donauwörth moet door
437