drie Franse en een Beiers bataljon zijn bezet geweest. Met de rech teroever der Donau was de stelling verbonden door een enkele hon derden meters beneden de stad gelegde schipbrug; vanuit de stad voerde een stenen brug over de Wernitz en vervolgens een houten jukbrug over de Donau. Verreweg het hardnekkigst en bloedigst was de strijd, die Marlborough's troepen hadden te voeren. Bij het beklimmen der helling begroette hen het artillerievuur; eerst kogels, daarna, op ongeveer 300 pas, kartetsen. Alle infanteristen droegen een fas cine om de gracht te dempen, doch velen van de voorste bataljons wierpen haar in een ondiep ravijn, dat zij voor de gracht aanzagen. Op tachtig pas genaderd openden de verdedigers het geweervuur; het hield moorddadig huis in de dichte gelederen der bestormers. Een der verdedigers, de Beierse generaal de la Colonie, schil dert in zijn gedenkschriften de ongehoorde verbittering, waarmee op en om de wallen van man tegen man werd gevochten. De aan vallers hadden hierbij het grote nadeel, dat men verzuimd had, hun de ransels en andere bepakking te doen afleggen. Goor was te paard tussen de voorste bataljons in het heetst van het vuur, totdat een geweerschot in het oog hem het leven benam. Hij stierf in de armen van zijn adjudant de Mortaigne. De generaal Horn nam het bevel over. Een enigszins nauwkeurige beschrijving van de strijd te geven is onmogelijk. Wij weten slechts dat de aanval met buiten gewoon zware verliezen werd afgeslagen. Dat zij niet in een vlucht ontaardde was voor een niet gering deel aan de opdringende cava lerie te danken. Beierse troepen vielen uit met de bajonet, doch werden in bloedige gevechten naar binnen gedreven. Samen met de cavalerie ging het nu opnieuw ten aanval, doch ook deze kwam thans in het welonderhouden vuur der verdedigers en ondervond hiervan de deerlijke gevolgen. De aanval had geen beter gevolg dan de eerste, en ten slotte waren de troepen tot geen nieuwe bestorming meer te bewegen, ondanks alle door de officieren van hoog tot laag aangewende moeite. Het bleef verder bij een vuur gevecht, dat uiteraard de geallieerden op de grootste verliezen te staan kwam. De beslissing brachten tenslotte de strijdkrachten van de mark graaf van Baden. Ongeveer een half uur na die van Marlborough zetten zij de aanval in; de infanterie onder Thungen, de ruiterij onder van Styrum. Vooraan gingen de drie grenadierbataljons, die aanvankelijk met de voorhoede van Marlborough hadden gemar cheerd. Tot nog toe had het zwaartepunt van de strijd geheel op de geallieerde linkervleugel gelegen; waarschijnlijk is dit de oorzaak 438

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 468