generaal-majoor Pallandt en de brigadier Tobias Reinhardt ge
noemd welke laatste nog het zelfde jaar overleed; voorts de luit.-
generaal Horn en de Engelse overste Meredith. Van de cavalerie
waren gewond de erfprins van Hessen, de prins van Saksen-Heil-
burg, de Engelse generaal-majoor Wood, de Engelse kolonel
Palmer, en de Luneburgse brigadier Bothmar. Van de brigadier
Erbach, die zich bijzonder moet hebben onderscheiden, werd een
paard doodgeschoten en een tweede gewond.
In het leger van de prins van Baden werd de veldmaarschalk van
Styrum dodelijk gewond en sneuvelden de generaals prins van
Brunswijk-Bevern en Waldt. Van de markgraaf werd een paard
doodgeschoten, terwijl hij zelf aan de voet werd gewond, hoewel
niet ernstig. Min of meer zwaar gewond werden verder de generaals
Thungen, Frise, Furstenberg en prins Alexander van Wur-
tenberg. Tot de veroverde zegetekenen behoorden 13 vaandels en
16 kanonnen, van welke laatste de keizerlijken er 4, Marlbo
rough's troepen 12 buit maakten.
De Frans-Beierse verliezen zijn niet met zekerheid bekend. De
meeste zullen in de laatste phase van de strijd en op de vlucht
zijn geleden. Men schat het verlies op 3—4000 doden en gewonden
en 8—1200 gevangenen. Het voornaamste was, aangezien na een
dergelijke nederlaag een groot percentage van de vluchtelingen eerst
na lange tijd of in 't geheel niet onder het vaandel placht terug te
keren, dat het gehele korps van Arco voorlopig als buiten gevecht
kon worden beschouwd.
Grote lof oogstten zowel Marlborough als de prins van Baden
die zich in de slag door goede aanvoering en dapperheid hadden on
derscheiden. De keizerlijke troepen zijn het eerst in de vijandelijke
verschansingen binnengedrongen en hebben de beslissing gebracht.
Doch het is wel zeker, dat dit resultaat slechts mogelijk werd door
de aanvallen op de linkervleugel, welke het merendeel der verdedi
gende strijdkrachten tot zich trokken. Het is vooral de infanterie
van de linkervleugel geweest, die zware offers had moeten brengen.
Ook de ruiterij had zich echter niet onbetuigd gelaten en, om de
zaak reëel te zien, mogen wij niet vergeten, dat het geheim van de
aanvalskracht der infanterie althans voor een deel te zoeken is in het
van achteren opsluitende en opstuwende zusterwapen. Men leze
hierover de merkwaardige brief van Hompesch, die men in bijlage
36 aantreft.
De Nederlandse troepen hebben - de opsomming van gesneuvel
de en gewonde hoofdofficieren bewijst het reeds zeker voor geen
andere ondergedaan. Dat de slag op de Schellenberg in de Neder-
440