landse volksherinnering het lot van zoveel andere roemrijke wapen
feiten deelt, n.l. dat van totale vergetelheid, komt mede doordat
van de troepen op Staatse soldij slechts een klein deel tot de z.g.
nationale troepen behoordevoor zover wij kunnen nagaan slechts
j bataljons infanterie, waaronder nog 2 bataljons Zwitsers, t.w. de
bataljons van Goor, van Rechteren en Beinheim en de Zwitserse
van Sturler en Hirzel, en eskadrons ruiterij, n.l. i van Bald
win, 2 van Erbach en 2 van Saksen-Heilburg. De overigen waren
auxiliaire troepen, voornamelijk Hessen en Luneburgers. Bij de
Engelsen was het nationale element aanzienlijk groter, vandaar ook
dat de slag - en dit geldt in gelijke mate van die bij Hochstadt -
in de Britse krijgsgeschiedenis een veel belangrijker plaats inneemt
dan in de onze 1).
OPERATIES TOT DE SLAG BIJ HOCHSTADT
Nu de Schellenberg in handen der geallieerden was, was het lot
van Donauwörth geen vraag meer. De Beieren en Fransen mochten
nog van geluk spreken, dat de overwinnaars niet tegelijk met de
vluchtenden de stad hebben kunnen binnendringen. Dank zij het
krachtig beleid van de commandant van de stad, de brigadier du
Bordet en de dappere tegenstand van de overste Listenois met zijn
dragonders is het keurvorstelijk leger voor deze ramp bespaard ge
bleven. De mogelijkheid was echter op zich zelf niet uitgesloten,
HOOFDSTUK V
Over de slag aan de Schellenberg
'Feldzüge' VI-410-426 Churchill I-785-807 het relaas van Hare bij Murray 332-338 Bulletin aid.
3 Juli; Pelet IV, 514-516, 898-900.
Quincy IV-250-255; Europ. Mere. 45-60, a.w. brieven van Marlborough, Hompesch en Arco; van
beide eerstgenoemden ook bij Lamberty III-81 vlg.brieven van d'Ivoy aan Heinsius, Evermorgen
3 Juli en Perckem (Burckheim) 13 Julivan Hompesch aan Heinsius, Kinderkingen 9 Juli.
'Geschichte des Bayerischen Heeres' Dl 2-101 2-1023. De schrijver, luit.-kolonel Karl Staudinger,
constateert op grond van persoonlijke terreinverkenning het bestaan van een aanmerkelijke dode
hoek op de helling van de Schellenberg, ten gevolge van het feit dat de verschansing te ver achter
de rand van het plateau lag. De herhaalde tegenaanvallen der Beieren doen ook vermoeden, dat de
droge gracht weinig als hindernis heeft betekend. Volgens Hompesch kon een 'kerel' er gemakkelijk
overspringen.
Een belangrijke bijdrage tot de kennis van de slag is de 'Relatie van d'attaque op den Schellenberg',
uit het archief van Wassenaar op het Alg. Rijksarchief (Aanwinsten 1891, nr 28, IIc). De schrijver
kan geen ander zijn dan Hompesch, zijnde met Lumley de enige luit.-generaal der cavalerie. Men
vindt de relatie in haar geheel in Bijlage 36.
Een gedenkpenning, als waarover Churchill spreekt (I-807), en waarop alleen de beeltenis van Lode-
wijk van Baden voorkomt, vindt men bij Van Loon, IV-367, doch het blijkt niet dat zij op last der
Staten is geslagen. Zij is 'door Gerard Hautsch in Duvtschland gemaakt'.
441