dat de keurvorst de Donauovergang alsnog zou betwisten. Een
troepenafdeling, ter elfder ure aan Arco ter versterking gezonden,
doch die te laat kwam om nog aan de strijd deel te nemen, bevond
zich reeds ten Zuiden van de stad
Keurvorst Maximiliaan, die op de tijding van de nederlaag on
middellijk zijn stelling bij Dillingen had verlaten, de Donau was
overgegaan en langs de rechteroever Oostwaarts was gemarcheerd,
moet, volgens brieven van Marlborough reeds in de nacht van de
3e tegenover de stad zijn aangekomen. Klaarblijkelijk achtte hij
zich niet in staat, met zijn gehavend leger aan de rivier weerstand te
bieden. Hij vergenoegde zich met de verslagen troepen op te ne
men, zette de mars in Oostelijke richting voort en plaatste zich
achter de Lech bij Rain. Ook van verdediging van de Lech zag hij
afin de eerstvolgende dagen trok hijmet achterlating van een be
zetting in Rain, naar Augsburg en nam, onmiddellijk ten Zuiden dier
stad, een sterke stelling in tussen de Lech en de Wertach, op dezelf
de plaats waar Lodewijk van Baden in de laatste veldtocht een
paar maanden had doorgebracht. Aanstonds begon hij zijn leger
plaats van veldversterkingen te voorzien, terwijl hij tevens, daar in
Augsburg geen magazijnen geweest schijnen te zijn, zorg zal hebben
gedragen, de leeftocht en fourage, waarop hij de hand kon leggen,
in het kamp bijeen te brengen 2).
Dat hem voor een en ander de tijd werd gelaten is te wijten aan
de overvoorzichtige wijze, waarop de geallieerden na de 2e Juli de
operaties voortzetten. Volgens Eugenius van Savoye treft het ver
wijt hiervan vooral Marlborough, die tot nog toe de drijvende
kracht in het leger was geweest, en inderdaad valt in diens beleid,
na de voortvarendheid waarmede de aanval op de Schellenberg was
doorgezet, een merkwaardige kentering vast te stellen, gelijk uit
het vervolg van ons verhaal zal blijken.
De 4e 's morgens werd Donauwörth door de geallieerden bezet;
de stad was door de Beiersen verlaten, doch in brand gestoken. Het
vuur werd spoedig geblust, doch men kon niet verhinderen dat be
halve enkele gebouwen een paar grote magazijnen en de brug over
de Donau afbrandden. In de stad vond men nog een drietal stukken
geschut, benevens een zeker quantum munitie en levensmiddelen en
in de nabijheid een aantal pontons. Keizerlijke ruiterij werd af
gezonden om met de stelling van Dillingen af te rekenen, waar de
keurvorst een zwakke bezetting had achtergelaten. Dillingen werd
spoedig vermeesterd, doch het kasteel konden de dragonders, bij
x) Quincy IV-2^1
2) 'Feldzüge' VI-426 vlg.
442