lis disent que celui n'a pas fait perdre le temps, néanmoins de- puis 1'affaire l'on n'a rien fait, quoique les ennemis jusqu' a present ont donné tout le temps qu'on pouvoit désirer. lis s'amusent au siège de Rain et a b ruler quelques villages, au lieu, selon mon sentiment que je leur ai mandé assez clairement, de marcher tout droit aux ennemis, ne les pouvant attaquer, se poster a une demie heure d'eux, étant si superieurs en cavalerie dans un pays ouvert, leur oter la communication avec Ulm et la Baviere, et les empêcher de fourrager; etant sur qu'il n'avait pas un magasin a Augsbourg et qu'ils auraient été obligé d'abandonner ce poste. Alors on aurait pu profiter de leur retraite et les suivre de si pres qu'il ne leur aurait plus été possible d'eviter l'occasion'. De zelfde critiek vindt men in Eugenius' brief aan de keizer van 31 Juli, waarin hij o.a. schrijft: 'Ich habe ihm - d.i. de prins van Baden - sowohl als dem Mylord Due, meine Meinung also gleich überschrieben und solche in allen meinen Briefen repetirt, als wie auch weiss, dass es ingleichen der Graf von Wratislaw nicht unter- lassen habe; allein es hat nichts gefruchtet x). Zoals de zaak nu geschapen stond, kon de keurvorst in zijn on aantastbare stelling rustig de komst van Tallard afwachten, waarna hij de verdere operaties met zeker vertrouwen kon tegemoet zien. Ten einde raad besloot Marlborough tot een laatste middel dat Maximiliaan misschien nog tot een 'accomodement' zou bewegen het verwoesten van zijn grondgebied. Niet zonder aarzeling schijnt hij tot deze barbaarse stap te zijn overgegaan; Hompesch althans be treurt het, dat hij er niet al veel vroeger mee is begonnen, en inder daad zou het toen ten minste kracht hebben bijgezet bij de onder handelingen, toen zij nog in een voor de geallieerden gunstiger stadium waren. In de laatste dagen der maand wordt een afdeling van 3000 ruiters onder de keizerlijke generaal de la Tour en de graaf van Oost friesland, gevolgd door nog 2000 man onder de hertog van Wur- temberg uitgezonden met opdracht, het naburige Beierse land zoveel doenlijk te verwoesten. Tot nabij München, Bruck en Landsberg strekten de tochten zich uit. Tegenstand werd niet ondervonden, en toen de twee korpsen de 3e Augustus in het kamp terugkeerden, waren een tachtigtal grotere dorpen - elders spreekt men van drie honderd - vlekken en kastelen, een prooi der vlammen. Het vee werd zoveel doenlijk naar het geallieerde kamp gedreven. Het land tussen de Isar en de Amper was radicaal verwoest. Gespaard waren 447 Eugenius aan de keizer, Rastadt 11 Juliid. Grosz-Süssen 31 Juliid. aan Victor Amadeus van Sa- voye, z.d. Feldzüge' resp. p. 99, 129, 131).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 477