voor Villingen stond, aanstonds zijn maatregelen genomen. Hij liet de prins van Nassau-Weilburg met i 2 a i ooo man in de linies bij Stolhofen, en marcheerde met de rest, 28 bataljons en 60 eskadrons, tezamen een 18 a 20 000 man, op Rothweil, 1 a 20 km Noordoost van Villingen. Tallard was waarschijnlijk sterk genoeg, om de vijand voor Villingen af te wachten; hij begreep echter, dat grotere belangen dan het behoud dier plaats op het spel stonden, en wilde geen kans lopen, van de Donau en Beieren te worden afgesneden. I erwijl Eugenius de 23e Rothweil bereikte, was zijn tegenstander reeds te Tuttlingen aangekomen, waar hij de 24e de Donau overging. Met grote dagmarsen ging het nu, over Moskirch en Mengen, verder langs de Zuidelijke Donauoever, tot hij de 29e de streek tegenover Ulm bereikte. Prins Eugenius marcheerde evenwijdig met de tegenstander in Noordoostelijke richting, doch op grote afstand van de Donau, in de hoop, zijn mars voor de vijand verborgen te houden. In verschillende colonnes ging het, eveneens met snelle marsen, over Reutlingen naar Grosz-Süssen, dat de 30e werd bereikt; de ie Augustus kwamen de troepen te Heidenheim, de 3e te Hochstadt. Tallard verwisselde de bezetting van Ulm, en zette de 31e zijn mars voort om zich met de keurvorst bij Augsburg te verenigen. Over Weissenhorn, Krumbach, en Thannhausen kwam hij de 3 e te Gessershausen en Dierdorf, op twee uur gaans van het verbonden leger, dus practisch er mee verenigd. De toestand was thans voor de Fransen en Beiersen niet ongunstig zij hadden hun macht bijeen, terwijl de twee geallieerde legers door een afstand van 40 km en de Donau van elkaar waren gescheiden. Onbegrijpelijk is bij dit alles de houding van Villeroy. Men kan er over twisten of het goed gezien was van de Franse koning, een even sterk leger als dat van Tallard aan de Rijn achter te laten, doch in elk geval had Villeroy, toen bekend werd dat Eugenius naar de Donau marcheerde, daarheen insgelijks moeten oprukken, zoals de koning trouwens moet hebben bevolen. Aanvankelijk geloofde hij niet in de afmars van zijn tegenstander, misleid als hij werd door de bij Stolhofen achtergelaten troepen van Nassau-Weilburg: vervol gens meende hij, dat Eugenius na het ontzet van Villingen naar de Rijn zou terugkeren: hoe het zij, hij bleef ten enenmale werkeloos, en in deze houding ligt een der voornaamste oorzaken van het voor de Franse zaak catastrofale verloop van de oorlog in de Donaustreken Nu met de aankomst van Tallard bij Augsburg, van Eugenius 449 'Feldzüge' VI-4J3-4J9; Pelet rV-j34-'37> 346-'47.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 479