Uit Zeeuwsch-Vlaanderen kwamen spionnenberichten binnen aan gaande concentratie van infanterie, geschut en 'canonpeerden' te Gent; o.a. werden aldaar veel wolzakken vervaardigd en er was order gekomen om voor 14 000 man kwartier te maken, terwijl de graaf de la Mothe verkenningen hield bij Sas van Gent. De Raad van State vaardigde de heer van Borselen van Geldermalsen af, om met Coehoorn, die op dit frontier commandeerde, de toestand te bespreken. Op het uitgebrachte rapport besloten de Staten- Generaal Coehoorn te machtigen, zo nodig tegen de Spaanse linies 'naar krijgsgebruik' te ageren. Uit Antwerpen werd het uitrusten van schepen gemeld; de Admiraliteit van de Maas kreeg dientengevolge opdracht om vier drimmelaars (platboomde vaartuigen) elk met 60 man te equiperen en bij de andere te voegen welke reeds bij Lillo de wacht hielden x) Met zorg werden ook de Franse voorbereidingen aan de Rijn gadegeslagen. Nog in December hield de keurvorst van de Palts te Düsseldorf 44 schepen aan die, onder koren verborgen, allerlei voor de Franse magazijnen bestemde krijgsbenodigdheden en o.a. materiaal voor een schipbrug bevatten. Het schijnt dat dit alles uit de Republiek afkomstig was. De Staten-Generaal besloten althans, dat geen schepen de Rijn meer zouden mogen opvaren. Van der Meer, onze commissaris te Düsseldorf, ontving echter last om met de keurvorst maatregelen te beramen om het volledig stremmen van de handel op de Rijn te voorkomen 2). De luit.-generaal Dopf, commandant van de Staatse troepen in de Rijnstreek, werd 6 Januari gemachtigd om in samenwerking met de keurvorst van de Palts alle vervoer van krijgsbehoeften naar het Keulse, te water en te land, te beletten, welke machtiging de 23e werd herhaald3). Om de zelfde reden legde prins Lodewijk van Baden midden Januari 200 man in Trarbach aan de Moezel. Dopf zond enige troepen naar Neuwied, waar zij, met de bezetting van Coblenz en Ehrenbreitstein, enigermate konden dienen als trait d'union met de Oostenrijkse troepen aan de Bovenrijn 4). Intussen viel met de bondgenoten van allerlei te bedisselen. De bezetting van het Keulse verwekte ook onder de Duitse vorsten verklaarbare bezorgdheid. Aan het hof van de bisschop van Munster, met wie de Republiek onderhandelde over een tractaat, heerste 'consternatie' zo berichtte onze agent aldaar, de heer van Zallick. X) Seer. Res. St.Gl 2 Januari 1702. 2) ld. 3 Januari 1702. 3) ld. 6, 23 Januari 1702. 4) St. Leger VII-164. 26

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 48