Marlborough met het Engels-Nederlandse leger, waarbij een aan zienlijk contingent keizerlijke ruiterij, ter gezamenlijke sterkte van 48 bataljons en 113 eskadrons, naar Echsheim. Eugenius keerde 's morgens naar Donauwörth terug. Over 's vijands plannen was men tot nog toe in het onzekere geweest, doch deze dag kwamen be richten binnen van meer dan gewoon belang. Onderweg naar Echs heim ontving Marlborough de melding, dat de vijand die morgen van Biberbach was opgebroken en in de richting van Lauingen mar cheerde, met het kennelijk doel, de Donau over te gaan. Eugenius ontving overeenkomstig bericht terwijl hij op weg was naar zijn leger. Ijlings keerde hij terug om met Marlborough over de nieuwe toestand van gedachten te wisselen. Naar het doel van de verwachte rivierovergang kon men voorlopig slechts raden. Moge lijk was een mars op Nördlingen, teneinde de geallieerden van hun basis af te snijden. Grote kans bestond echter ook op een offensief tegen Eugenius' zwakke krachten aan de Kesselbach. Tenslotte moest ook rekening gehouden worden met een inval in het Wur- tembergse, om, door het verwoesten van het land, wraak te nemen voor de jongste brandstichting in Beieren. In geen geval echter, begreep Eugenius, mocht de vijand in het onbestreden bezit van het land ten Noorden van de Donau worden gelaten. Daarnaast realiseerde hij zich het gevaar dat zijn korps liep van de zijde der ver overmachtige Fransen en Beieren. Krachtige versterking was dus nodig, welke Marlborough onmiddellijk beloofde. Nadat de af spraken hieromtrent waren gemaakt, keerde Eugenius naar zijn troepen aan de Kesselbach terug x). Reeds vroeg in de morgen van de 10e vertrok de hertog van Wurtemberg met 27 eskadrons keizerlijke cavalerie en 16 stukken veldgeschut tot versterking van Eugenius, terwijl tevens Marl borough's broeder, de generaal Churchill, met 20 bataljons over de Donau werd gezonden, die hij in de namiddag van de zelfde dag bij Schönfeld passeerde. Het gros van het leger trok van Echsheim naar Schönfeld en Rain, waar het tot legering overging, gereed om, zodra nadere berichten hiertoe aanleiding gaven, even eens over de Donau te gaan. Deze lieten niet lang op zich wachten. Des avonds 11 uur bracht een koerier van Eugenius de tijding, dat de vijand bij Lauingen de Donau was overgegaan, en tevens het verzoek om, volgens afspraak, de vereniging der beide geallieerde legers tot stand te brengen. Churchill kreeg last, om een uur na middernacht de mars in Westelijke richting voort te zetten, en om 4£3 x) 'Feldzüge' VI-465-470; Bulletin bij Murray, 7 Augustus.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 483