aan te trekken. Op deze dag viel echter omtrent een eventuele slag nog niets te voorspellen. De Fransen waren toen zelfs nog niet over de Donau. Flet doel was voorlopig slechts, het beleg van Ingolstadt te dekken en de vijand af te houden van ondernemingen hetzij tegen Nördlingen of in Wurtemberg. Flet besluit tot de slag werd eerst de 12e genomen, toen de kans schoon bleek, de vijand in zijn stelling bij Hochstadt aan te vallen. Het aantrekken van het korps van de markgraaf was toen echter ondoenlijk, daar men de slag dan ten minste drie dagen had moeten uitstellen Dat, gelijk Churchill verhaalt, de keizer in de nacht van de i 2e on verwacht order gaf tot het houden van een plechtig triduum - d.i. een driedaagse inroeping van Goddelijke bijstand kan om bovengenoem de redenen, en ook wegens de afstand (ongeveer 400 km) bezwaarlijk het gevolg zijn van het bericht van een de 9e uit het legerkamp afge zonden koerier, al is hier inderdaad een merkwaardige coïncidentie, die ook de tijdgenoten opviel, o.a. de Staatse en Engelse gezanten. De eerstgenoemde, Hamel Bruynincx, meldt het geval in brieven van de 16e en de 20e. Volgens die van de 16e (men had toen nog geen bericht van de slag), dacht men in de omgeving van den keizer aan gebeurtenissen in Portugal, waar de zaken in deze tijd slecht gingen. Volgens zijn tweede brief stond ieder 'verstelt' wegens de merk waardige samenvalling, 'mede doordien Syne Majesteyt sig daer en boven soude hebben laten verluyden, dat een van die 3 a 4 dagen van het lot van het huys van Oostenrijk soude moeten decideeren' 2). SLAG BIJ HOCHSTADT De stelling, welke Tallard en de keurvorst de 12e hadden inge nomen was op zich zelf niet slecht gekozen. Zij was gelegen op een plateau, dat zich, ter lengte van 6 km in een richting ongeveer Z.O.-N. W. uitstrekt en aansluit aan de Donau ener- en de begroeide hoogten even voorbij het dorp Lutzingen anderzijds. Steunpunten 4 55 HOOFDSTUK VI 'Feldzüge VI-466; Taylor I-196; V. Noorden I-551Westerloo, Memoires 1-296Churchill vgl. tegenover deze schrijvers: Delbrück 'Geschichte der Kriegskunst', Dl 4-365 en diens leerling Rudolf Israël in zijn Berlijnse dissertatie (1913) 'Der Feldzug von 1704 in Süddeutschland' Over het operatieplan van Eugenius en Marlborough en het besluit tot den slag 'Feldzüge' VI-137/138, vlg. 'Relation der Schlacht bei Hochstadt' id. 859; Marlborough aan de prins van Baden 9 Augustus, aan Harley 14 Augustus (bij Murray resp. 387; 392). 2) De brieven van Hamel Bruynincx, St.Gl 4479.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 485