waren de dorpen Blindheim - waarnaar de Engelsen de slag genoemd
hebben als die van 'Blenheim', Oberglauheim, ook Oberklau of
Oberklauwen genoemd, en Lutzingen. Voornamelijk ontleende zij
echter haar sterkte aan de Nebelbach als fronthindernis. Deze was
slechts 2 a 3 m breed doch had op enkele plaatsen moerassige
oevers, n.l. boven Oberglauheim en beneden Unterglauheim. Hier
splitste zij zich in twee beekjes, met drassig weiland tussenbeide,
wat de overtocht voor cavalerie bezwaarlijk maakte x). De waarde
van dergelijke op zich zelf weinig betekenende hindernissen be
rustte vooral op de omstandigheid, dat tijdens en na de overgang
steeds zekere verwarring heerste, waarin de troep zeer kwetsbaar
was voor een vijand, die zijn kansen wist te benutten. Met het oog
op een eventuele terugtocht was het beloop der stelling in zoverre
ongunstig, dat zij een scherpe hoek met de Donau maakt; hierin
toch lag het gevaar opgesloten, dat delen van het terugtrekkende
leger zouden worden afgesneden of in de Donau geworpen.
Bezien wij thans de verdeling der strijdkrachten over de stelling.
Blindheim was bezet met 18 bataljons infanterie, waarbij nog 9
andere kwamen, die aanvankelijk buiten het dorp in reserve ston
den. Bovendien werd de ruimte tussen het dorp en de Donau
verdedigd door 4 regimenten, d.i. 12 eskadrons, afgezeten dragon
ders. De dorpsrand was geheel gebarricadeerd, behalve door de be
staande heggen en afrasteringen, met afbraak en meubelen uit het
dorp. Tussen Blenheim en de rivier was een barricade van wagens
aangebracht. Een ommuurd kerkhof, geschikt als reduit, verhoogde
nog de mogelijkheid van hardnekkige verdediging. De overmatig
sterke bezetting van Blenheim was zeer zeker niet gerechtvaardigd.
Niet hier toch zou de beslissing vallen, maar in de open ruimte
tussen Blenheim en Oberklau. Deze werd verdedigd door twee
linies, waarvan de eerste uitsluitend uit cavalerie bestond, de tweede
uit cavalerie en infanterie.
De eerste linie was rechts aangeleund aan Blenheim, en bestond
(van rechts naar links) uit de gendarmerie van 8 eskadrons en twee
brigaden elk van eskadronsde tweede uit een linie van 1 o eska
drons, vervolgens 9 bataljons infanterie en twee brigades van resp.
4 en eskadrons. Achterwaarts, naar de zijde van Blenheim, bevond
zich nog als reserve een brigade van 7 eskadrons. Daar Tallard,
wegens grote sterfte ten gevolge van een heersende paardenziekte,
4?6
x) De waarde van de Nebelbach als hindernis was ten tijde van de slag, naar bericht wordt, zeer ver
minderd tengevolge van de droogte der laatste dagen. Een tweede beekje, de Meuleweyer genoemd,
liep door Blenheim naar de Donau. De benedenloop had moerassige oevers en dientengevolge een
zekere betekenis als hindernis. De beek speelde een rol in de gevechten der cavalerie op de Franse
rechtervleugel.