tegenover de Frans-Beierse. Ongeveer tegenover Oberklau de rech tervleugel van Marlborough, bestaande uit 10 bataljons Neder landse infanterie van het voormalig korps van Goor, thans onder commando van de generaal-majoors van Holstein-Beek en Pal- landt, en verdeeld in twee brigades elk van bataljons onder de brigadiers Heidebrecht en Wolfenbuttel. Hierop volgde het gros der cavalerie: 70 eskadrons op twee linies, resp. van 38 en 32 eska drons. De gehele cavalerie stond onder de prins van Hessen- Kassel; de eerste linie onder de luit.-generaal Lumley, Hompesch en de hertog van Wurtemberg, de tweede onder Bülow en de graaf van Oost-Friesland. Globaal genomen werd de linker vleugel van beide liniën gevormd door Engelsen en Luneburgers in Engelse dienst, het centrum door Nederlandse troepen, w.o. 4 nationale eskadrons (dat van Baldwyn was afwezig), de rechtervleugels door Denen in Nederlands-Engelse dienst. Als Nederlandse aanvoerders waren, behalve de genoemde, in de eerste linie nog de generaal-majoors Aurochs, Schulenburg en Er- bach, in de tweede de prins van Hessen-Homburg en Vittinghof. De cavalerie werd voorafgegaan door 6 bataljons onder Chur chill en de generaal-majoor Ingolsby, met opdracht om het eerst de Nebelbach over te gaan en een scherm te vormen tot dekking van de overgang der cavalerie. Achter de tweede cavalerielinie volgde nog een linie van 1 o batal jons infanterie, Luneburgers en Wurtembergers in Staatse dienst, als reserve, onder de brigadiers Bernstorf en Seckendorf. Voor de aanval op Blenheim ten slotte werden 20 bataljons bestemd onder bevel van de luit.-generaal Cutts. Zij vormden vier brigades, die, in de diepte gegroepeerd, elk een linie vormden, t.w. onder Rowe, Wilkes, Ferguson en St Paul, de laatste tezamen met Hulsen. Achter deze infanterie stonden nog 15 eskadrons Engels- Luneburgse ruiterij onder Wood en Ross. Als enige algemene reserve kan men beschouwen een korps kei zerlijke cavalerie van 23 eskadrons onder de generaal-majoor Natz- mer, dat links achterwaarts van het leger van Eugenius was opge steld, en tevens min of meer diende om de tussenruimte tussen de twee geallieerde legers aan te vullen De totale sterkte der 4£9 De sterkte der geallieerden wordt door de schrijvers verschillend opgegeven, met name wat cavalerie aangaat. Het Oostenrijkse en het Beierse stafwerk geven op 64 bataljons, 166 eskadrons en g2 stukken geschut (resp. p. 496 en 138); Churchill in navolging van Hare 66 bataljons 160 eska drons, en 66 stukken. Volgens de opgaaf van Eugenius (Pelet £89) bedroeg zij 66 bataljons, 181 eska drons en 66 stukken, en wel de linker vleugel 48 bataljons en 89 eskadrons, de rechter 18 bataljons en 92 eskadrons. De zelfde sterkte geven ook Ivoy en Hompesch (Eur. Merc. resp. p. 144 en 130). De Franco-Beieren hadden 78 bataljons, 143 eskadrons en 90 stukken. De opgaven van Tallard in zijn meer dan 20 jaar na de slag opgesteld memorandum (zie Bijlage 41) komen niet overeen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 491