geallieerden bedroeg dus 64 bataljons en 166 eskadrons met stukken. Wij zullen thans de slag op de verschillende frontgedeelten ach tereenvolgens beschrijven, aangezien het coördineren der diverse gevechtsmomenten naar tijdstippen zoals gewoonlijk op welhaast onoverkomelijke moeilijkheden stuit. Aan Marlborough's zijde begon de slag met de aanval op Blen heim, waar Wilkes de eerste twee brigades commandeerde. De voorste brigade, onder de brigadier Rowe, kwam zonder moeite over de Nebelbach en naderde zonder verliezen het dorp, totdat de Fransen op 30 pas afstand het vuur openden. Ondanks de onmid dellijk intredende zware verliezen stormden de Engelsen nog door tot aan de palissaden van de dorpsrand, doch er was geen kans, deze te overschrijden. Stand houden in het moordend, op de kortste afstand afgegeven vuur stond met een wisse ondergang gelijk; het enig overblijvende was de terugtocht. Drie eskadrons van de Franse rechtervleugel wierpen zich op de terugvloeiende colonnes en ver grootten nog de verwarring. Zij kwamen echter zelf in het vuur van de tweede, Hessische brigade, die aan de beek had post gevat, wer den zwaar gehavend en gingen terug tot achter de Meulweijer, het beekje, dat door Blenheim naar de Donau stroomt. Ziende dat nieuwe Franse eskadrons tegen zijn rechter flank in aantocht waren, riep Cutts de hulp in van de linkervleugel der cavalerie. Lumley zond een vijftal eskadrons onder Palme, die met moeite over de beek geraakten, en kort daarop werden aangevallen door 8 eska drons van de gendarmerie onder persoonlijke aanvoering van Tal- lard. Deze begonnen een vuurgevecht, waarop de Engelsen ant- met de beschrijvingen. Hoewel zij dus een groter aantal bataljons bezaten, was de overmacht, wat getalsterkte aangaat, naar alle waarschijnlijkheid aan de zijde der geallieerden, in tegenstelling tot wat meestal wordt aangenomen. De Franse bataljons toch plachten aanmerkelijk zwakker te zijn dan die der bondgenoten, en vermoedelijk was zulks ook bij Hochstadt het geval, ondanks de door de laatsten bij de Schellenberg geleden verliezen. Volgens Westerloo telden de Franse bataljons, waarbij ook enige Zuidnederlandse waren, gemiddeld niet meer dan 350 man. Inderdaad toont de in de Europische Mercurius (p. 145 vlg.) voorkomende lijst van gevangenen, dat 29 Franse bataljons na de slag gemiddeld even onder de 300 man sterk waren. Met een schatting van 50 doden per bataljon, die o.i. niet aan de hoge kant is, komt men tot een gemiddelde sterkte van pl.min. 350 man. Hom- pesch schat de Franse bataljons op 400 man. De geallieerde bataljons telden volgens Tallard op zijn minst 500 man. Een volledige opgaaf, die wij van de 18 Nederlandse bataljons bezitten, leert dat deze voor de slag iets meer dan 500 man sterk warenomtrent de andere contingenten bezitten wij dienaangaande geen zekerheid. Ook de eskadrons der geallieerden schijnen de Fransen in sterkte te hebben overtroffenvolgens Westerloo althans was bij deze laatste geen enkel van 100, doch veel van 70 en 80 ruiters. De Beierse onderdelen moeten meer compleet geweest zijn dan de Franse, doch zij vormden, althans wat de in fanterie aangaat, slechts een kleine minderheid. Volgens Tallard telden de geallieerde eskadrons ten minste 160 ruiters. Voor de samenstelling van de geallieerde legers zie Bijlage 37. Schat men echter de geallieerde bataljons op £00, de Franco-Beierse op 400 man, en alle eskadrons op 100 ruiters, wat voor de geallieerden zeker niet aan de hoge kant is, dan komt men nog tot een sterkte van $i 000 man voor de geallieerden, van 48 000 voor de Franco-Beieren. 460

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 492