Verwonderlijk is het, dat Tallard niet voor dat de slag feitelijk reeds verloren was, een poging deed om de gevolgen van de begane fout te verhelpen. Wij zagen, dat het de linker vleugel der geallieerde cavalerie ten slotte gelukt was, de beek over te gaan en zich op de rechteroever staande te houden. Minder moeite hadden het centrum en de rech tervleugel, wegens de gunstiger toestand der oevers. Reeds vóór de strijd was bovendien de brug in de hoofdweg ten Zuiden van Unter- klau hersteld, terwijl ook enige noodbruggen van planken werden aangebracht. Misschien is het voorspoedig verloop van de over tocht, behalve aan de eerst overgegane bataljons van Churchill, mede te danken aan de omstandigheid, dat de beek op korte afstand door de eigen artillerie beheerst werd, terwijl de vijandelijke op veel groter afstand stond, althans te ver verwijderd om kartetsvuur - het meest effectieve tegen troepen - op de beek te kunnen afgeven. Dit neemt niet weg, dat de Fransen de tijd voor een algemene tegen aanval vóór de geallieerde ruiterij zich voldoende geordend had, hebben laten voorbijgaan. Hompesch sprak hier na de slag over met krijgsgevangen Franse cavalerieofficierenhij kreeg ten antwoord dat zij zich in 't geheel niet ongerust maakten over het passeren van de beek, overtuigd als men was, van de superioriteit der Franse cavalerie, die de geallieerde wel in de pan zou hakken x). In ieder geval zijn wel plaatselijke tegenaanvallen geschied, behal ve, naar wij zagen, op de rechter, ook op de linkervleugel, waar de Fransen krachtige steun ontvingen van de bezetting van Oberglau- heim. Enige eskadrons van de Deense en Luneburgse cavalerie geraak ten hier slaags met de ruiterij van Tallard en Marsin, en werden vanuit het dorp in flank en rug beschoten, met het gevolg dat zij tot twee maal toe tot aan of over de beek werden teruggedreven. De toestand bij Oberglauheim was een tijd lang zeer kritiek; het feit dat Blainville hier het bevel voerde, zal niet vreemd geweest zijn aan de gevaarlijke momenten, welke de geallieerden, en in het bijzonder de Staatse infanterie, hier doorleefde. Holstein-Beek rukte met de voorste bataljons op, doch nauwe lijks waren er drie of vier over de beek, of zij werden door een negental vijandelijke aangevallen. Hierbij waren ook enkele Ierse regimenten in Franse dienst, welke Ieren als de 'Wilde ganzen' bekend stonden. Vooral de bataljons van Goor en Beinheim, die op de Schellenberg hun kranige commandanten hadden zien vallen, hadden het ook hier zwaar te verantwoorden. Dat van Goor 462 Zie ook Westerloo, p. 312. Hompesch aan Heinsius, Hochstadt 14 Augustus (Heinsius-archief 92s, Bijlage 39). Voor het verslag van Tallard zie Bijlage 41.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 494