werd nagenoeg vernietigd: het verloor bijna 200 man aan gekwet sten, meer dan 200 aan doden, gevangenen en vermisten en had na de slag slechts 80 man aan combattanten over. De andere bataljons kwamen er beter af, maar er waren toch verscheidene met boven de 100 doden en gewonden. De prins van Holstein-Beek werd ernstig gewond en geraakte krijgsgevangenna afloop van de slag is hij in de verwarring vrijgekomen Marlborough galoppeerde naar de plaats, waar het onheil dreigde. Hij liet een drietal bataljons van de tweede linie onder Bernstorff oprukken, zond enige eskadrons onder Aurochs ter ondersteuning, en liet een batterij meer voor waarts in stelling komen. Door deze maatregelen werd het gevaar voorlopig bezworen. Oberglauheim was hiermee desondanks nog niet veroverd, en de vijand, die hier van grote activiteit blijk gaf, berokkende de gealli eerde ruiterij veel nadeel. Deze handhaafde zich met moeite tegen de cavalerie van de rechter vleugel van Marsin, die hier tezamen met de linker van Tallard, enige malen met goed gevolg chargeerde. Eerst toen Marlborough persoonlijk enige verse eskadrons over de beek bracht, deze liet ondersteunen door onderdelen van de keizerlijke cavaleriereserve en een paar bataljons in gevecht bracht om de vijandelijke infanterie in Oberglauheim terug te drijven, namen de zaken op dit gedeelte van het gevechtsveld een betere keer, en moest ook hier de Franse cavalerie wijken. Onder een reeks van aanvallen en tegenaanvallen, waarbij de par tijen elkaar beurtelings 'pousseerden' en 'gepousseerd' werden, wonnen de geallieerden geleidelijk terrein en liet de toestand zich voor de Fransen dreigender aanzien. Tussen drie en vier uur was vrijwel de gehele Engels-Nederlandse ruiterij de beek overgestoken en had zij voldoende terrein gewonnen om zich voor een algemene aanval op te stellen. Ook de tweede linie infanterie was de Nebel- bach gepasseerd, en stelde zich met de eerste op achter de ruiterij, met zodanige tussenruimte tussen de bataljons dat de cavalerie zich eventueel door de linie kon terugtrekken en zich onder dekking van haar vuur kon herstellen. Bij de tegenpartij schijnt niemand er aan gedacht te hebben, de overtollige infanterie uit Blenheim terug te nemen en op andere delen van het slagveld, waar zij zo bitter nodig was, in te zetten. In dit verzuim is wel de voornaamste oorzaak van het verlies van de 463 Toen hij moest worden achtergelaten gaf men den reeds zwaar gewonde nog enige bajonetsteken. Van Dedem schrijft over hem'De prins van Holstein-Beek heeft 9 a 10 steken van bajonetten in het lichaam en veel slagen van musketten op het hoofd bekomen en bevind zich heel kwalyck'. In Mei 170^ wordt hij bevorderd tot luit.-generaal.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 495