was duidelijk, dat de beslissing naderde. De Franse ruiterij was deerlijk verzwakt door de voorafgaande gevechten; de infanterie was ten enenmale onvoldoende om een doorbraak te voorkomen. Tallard liet nogmaals aan Marsin om steun vragen, doch deze bleef uit, en de afgezonden officier heeft hij niet teruggezien. Westerloo die in de tweede linie cavalerie van de Franse rechtervleugel com- mandeerde, reed, naar hij in zijn memoires meedeelt, naar Blenheim in de hoop, een twaalftal bataljons te kunnen aantrekken, doch twee brigades, die aanstalten maakten het dorp te verlaten, kregen tegenbevel van Clerembault, die het hoofd geheel was kwijtge raakt. Een laatste tegenaanval deed Tallard met behulp van een zevental bataljons van zijn infanterie-reserve en wat nog aan cavalerie beschik baar was, aan de zijde van Oberglauheim. Deze bataljons, volgens Westerloo 'tout nouvellement levés' hebben zich dapper geweerd, doch werden door de cavalerie ten enenmale in de steek gelaten. Op de open vlakte stieten zij op enige Flannoveraanse bataljons, en wer den onder vuur genomen door een batterij artillerie, die over pon tons de beek was gepasseerd. Ten slotte maakten enige ruitercharges een einde aan de tegenstand, en zij werden dapper strijdende vrijwel tot de laatste man neergehouwen. De secretaris Hare zegt hiervan in zijn relaas: 'They stood firm, however, for a time, closing their ranks as fast as they were broken, till being much weakened, they were at last thrown into disorder, when our squadrons falling upon them, they were cut down in entire ranks, and were seen so lying after the battle'. Het was ongeveer 4 uur toen Marlborough, na nog eenmaal langs het front gereden te zijn, het teken gaf voor de beslissende aanval. Wanneer de twee linies, bijna 80 eskadrons, tegelijkertijd voorwaarts gaan, wagen de meeste Franse eskadrons het niet, de schok af te wachten. Na slechts weinig betekenende weerstand ver laat de gehele ruiterij in overhaasting het slagveld. Een deel vluchtte naar Hochstadt, een ander in de richting van Sonderheim. Hom- pesch vervolgde met 30 eskadrons in de richting van Hochstadt; Marlborough zelf met de rest der ruiterij onder de erfprins van Hessen in die van Sonderheim. Hier eindigt het plateau in een steile helling, waar reeds veel vluchtende Franse ruiters verongelukten. Een groot aantal trachtte de Donau over te zwemmen doch bijna allen vonden de dood in de golven. Velen slaagden er in, door de weilanden naar Hochstadt te ontkomen, waar de resten der cava lerie zich voorlopig verzamelden, om nog des avonds de terugtocht voort te zetten naar Dillingen. 46 s 111 O

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 497