dapperheid geweerd. Tallard beklaagt zich over de slappe houding
van zijn cavalerie, wat niet wegneemt dat ook deze enige malen met
succes gechargeerd heeft, terwijl zij niet, als die der tegenpartij, op
de steun van een krachtige infanterie kon rekenen. Voorts zou men
de slag kunnen aanhalen als een voorbeeld van het overwicht, dat de
aanval heeft boven de verdediging. Op allerlei plaatsen toch zijn de
aanvallers aanvankelijk teruggeslagen, en hebben de Franco-Beiersen
met goed gevolg tegenaanvallen gedaan, doch nergens hebben zij hun
successen kunnen uitbreiden in een mate, die voor de aanvallers
gevaarlijk kon worden, of zijn zij vanuit hun defensieve houding tot
een algemeen retour-offensief kunnen overgaan. Het gevolg was, dat
Marlborough, door op één punt door te breken, de gehele stelling,
de nog standhoudende steunpunten incluis, deed vallen.
Ook op de keuze der stelling is kritiek geoefend. Een blik op
de kaart immers leert, dat zowel voor- als achterwaarts, waar het
bergterrein de Donau op korte afstand nadert, belangrijk kortere
en dus sterkere stellingen, eveneens achter beken, gekozen hadden
kunnen worden. Hiertegen kan men echter aanvoeren, dat de
stelling achter de Nebelbach niet in de eerste plaats uit defensief
oogpunt was ingenomen. Zij was een compromis tussen de offen
sieve plannen van de keurvorst en de defensieve van Tallard, die
zich slechts het rekken van de veldtocht tot in het najaar ten doel
stelde. Geen van beiden verwachtte dan ook, in deze stelling te
worden aangevallen.
Opmerking verdient ten slotte nog het slechte gebruik, dat de
keurvorst van zijn overigens zo krachtig leger maaktevan de 3
bataljons en 4^ eskadrons Beierse troepen waren slechts bataljons
en de helft der ruiterij bij de slag aanwezig. De overige werden ge
bruikt tot dekking van alle mogelijke en onmogelijke steden, kas
telen, enz., doch niet daar waar de beslissende slag - waarop Ma-
ximiliaan zelf zozeer aandrong! - moest worden geslagen.
De in de slag geleden verliezen waren niet gering. Volgens een
betrouwbare opgave bedroeg het verlies aan de zijde der bondgeno
ten totaal 12 210 man (4^8doden en 76 2 gewonden), w.v. op de
linker- en rechtervleugel resp. 7673 en 4^37; bij een sterkte van
37 3£o man (48 bataljons en 89 eskadrons) voor de linker- en 22 800
man (18 bataljons en 92 eskadrons) voor de rechter vleugel, waarbij
volgens de toenmaals gebruikelijke schatting 3-00 man voor een
bataljon, 150 voor een eskadron worden berekend, bedraagt het
verlies dus voor beide ongeveer 20 procent.
Een verlieslijst van de 18 bataljons infanterie in Staatse dienst
geeft een totaal van £87 doden en 1267 gewonden. Van deze batal-
468