NA DE SLAG BIJ HOCHSTADT Een met volle kracht ingezette en meedogenloos volgehouden achtervolging van een verslagen vijand behoort niet tot de kenmer ken der 18e eeuwse oorlogvoering, en de handelwijze van de twee grootste veldheren van hun tijd na de in het vorig hoofdstuk be schreven zege maakt op deze regel geen uitzondering. Dat de ver volging op de 13e niet verder werd voortgezet dan tot de défilés van Hochstiidt en Morslingen laat zich verklaren doordat de linker vleugel der bondgenoten na de eigenlijke slag nog moest afrekenen met de Fransen die in Blenheim waren ingesloten, en voorts door het invallen der duisternis en de vermoeidheid der sinds één uur des nachts in touw zijnde krijgslieden. De eerste nacht genoten de soldaten een welverdiende rust op het veld ten Oosten van de lijn Morslingen-Hochstadt. De volgende dag werd het kasteel van laatstgenoemde stad ingenomen, doch van vervolging was voorlopig geen sprake. De tijd verliep met de zorg voor de gewonden, de krijgsgevangenen, het completeren van verloren gegane uitrusting en paarden, bericht zenden aan allerlei staatshoofden, en de honderd en één verdere zaken, die na een veldslag noodzakelijkerwijs moeten geschieden, doch die het afzenden van een sterk detachement ruiterij niet hadden behoeven te verhinderen. De 17e 's avonds verkondig den drie salvo's uit het geschut en 'klein geweer' de vreugde over de behaalde zegepraal, nadat des voormiddags in het gehele leger ge beden en dankzegging jegens den Almachtige hadden plaats gevon den. Maar een dankbaar gebruik van de overwinning te maken, raakte wel enigszins in het vergeetboek. Men was in die tijd te veel geneigd, de slag als een op zich zelf staande handeling te beschou wen, zonder te bedenken, dat een overwinning haar betekenis slechts ontleent aan hare gevolgen x). Te meer is dit, van het standpunt der overwinnaars, te betreuren, omdat alles wat wij vernemen omtrent de toestand van het Franse leger op de terugtocht er op wijst, dat een onverpoosde vervolging rijke vruchten zou hebben opgeleverd. Knoop drukt zich dienaan gaande in krachtige termen uit, waar hij zegt: 'Stel een Napoleon tegenover het geslagen Fransch-Beiersche leger, en geen één ba- HOOFDSTUK VII Feldzüge' VI-2 9/530 verklaart het werkloos blijven vooral uit verplegingsbezwaren. Het betoog klinkt o.i. weinig overtuigend. Waarom toch zouden deze zich juist op 14 Augustus hebben voor gedaan? 471

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 503