om Beieren te bekommeren, doch met de gehele krijgsmacht naar
de Rijn op te rukken. De markgraaf van Baden werd verzocht, het
beleg van Ingolstadt, waarmee hij reeds een eind weegs was gevor
derd, op te breken en zich bij de anderen aan te sluiten. De 18e
verliet prins Louis derhalve het kamp voor Ingolstadtde 26e kwam
hij voor Ulm aan, vanwaar het verenigde leger toen juist was ver
trokken.
De 2ie, dus 8 dagen na de slag, verscheen het geallieerde leger
voor het 50 km van Hochstadt verwijderde lllm. Aan een recht
streekse vervolging van de terugtrekkende vijand viel niet meer te
denken deze bereikte reeds de 22e de streek van Villingen. Ville-
roy, die tot nog toe niets had uitgericht, kwam de vluchtende
legers tot hier tegemoet, en gezamenlijk ging men de 31e bij Kehl
over de Rijn.
Aan de geallieerden bleef nu de vraag, op welke wijze de veld
tocht voort te zetten, en het is opmerkelijk, dat men geen andere
oplossing zag dan het beleg van Landau. Afgezien van de onderwer
ping van Beieren, een automatisch gevolg van de behaalde overwin
ning, zou het innemen dier vesting dus het voornaamste resultaat
zijn van een zege, zoals de 18e eeuw nauwelijks een tweede zou
kunnen aanwijzenMen heeft zich dan ook afgevraagd, waarom niet,
gelijk in moderne tijden ongetwijfeld zou zijn geschied, een inval
in het hart van Frankrijk is gevolgd x).
Bij enige nadere beschouwing zal men echter inzien, dat men in
dat geval de vestingen aan of nabij de Rijn in de rug moest laten,
wat in die tijd op zich zelf reeds als een grote ketterij gold. Het
cardinale punt zal echter geweest zijn, dat voor een inval diep in
's vijands land magazijnen aan de Rijn nodig waren, dat deze ont
braken, en er geen tijd was, ze in het leven te roepen voordat het
voor een veldtocht geschikte jaargetij zou zijn verstreken. Men
twijfelde er zelfs aan, of men voor het beleg van Landau voldoende
vivres en fourage in de omtrek zou kunnen vinden.
Het beleg van Ulm werd opgedragen aan de infanterie en artillerie
welke voor Ingolstadt hadden gelegen, benevens enige keizerlijke
cavalerie, te zamen 23 bataljons, 19 eskadrons, 30 zware kanonnen
en 10 mortieren, ondercommando van de veldmaarschalk Thungen.
Het belegeringsgeschut werd door 200 Pruisen bediend, en de twee
attaques bestuurd door de Pruissische ingenieur Labaume en de
Nederlandse directeur des Rocques. De 9 bataljons sterke bezetting
capituleerde 11 September.
473
h Id. J42.