Reeds de 2oe had Eugenius bevel gegeven, de schipbruggen bij Philipsburg en Heidelberg in gereedheid te brengen, wat als een bewijs mag gelden, dat toen reeds tot het beleg van Landau was be sloten. De 26e en 27e marcheren de Engels-Nederlandse troepen uit het kamp voor Ulm af, de eerstvolgende dagen de Pruisen en Keizerlijken. In colonnes gaat de mars naar het rendez-vous te Bruchsal, waar de voorste troepen de 2e September aankomen. De 6e staat het leger verenigd aan de Rijn bij Philipsburg, gereed om de rivier over te gaan. Villeroy was intussen met zijn troepen, verenigd met die van Coigny, Marsin, en de keurvorst, tot hier opgerukt, en hield zich aanvankelijk of hij de overgang wilde betwisten, maar als de voorste geallieerde troepen de Rijn overgaan, trekt zijn voorhoede zich on- middelijk terug. De 7e gaat dan het leger der bondgenoten over de rivier, en slaat zich neer op het terrein, waar het vorig jaar de thans zo onfortuinlijke Tallard zijn grote overwinning had behaald, met de linkervleugel bij het dorp Klein Holland, de rechter aan de Spierbach bij Dudenhofen. Villeroy trok terug achter de Queich, de rivier die door Lan dau naar de Rijn stroomt, doch als de 8e de geallieerden op zijn stelling aanrukken om slag te leveren, blijkt ook zijn stand houden hier slechts een demonstratie te zijnde aanvallers vinden zijn stel ling reeds verlaten. In de eerstvolgende dagen trekt hij zich terug op Hagenau zodat de baan vrij is voor het insluiten van Landau. Met het beleg belast zich prins Lodewijk van Baden Marlborough en Eugenius vormen het observatieleger, dat stelling neemt aan de Lauter, bij het uit de oorlog van 1870 bekende Weissenburg. Van verder voortrukken tegen Villeroy, die zich systematisch aan een beslissing onttrekt, wordt afgezien x). De 12e September begon de prins van Baden met 27 bataljons en 44 eskadrons met de insluiting van Landau, dat dus voor de derde maal in deze oorlog werd belegerd. Tegen het einde der maand werd het insluitingsleger nog belangrijk versterkt, zodat het verder uit 2 bataljons en 48 eskadrons bestond, voornamelijk troepen van de Palts en van de Westfaalse, Schwabische en andere kreitsen. De hoop, binnen niet te lange tijd meester van de vesting te zullen zijn, werd bitter teleur gesteld. De ziel der verdediging was de luit.-generaal de Laubanie, een man die alle eigenschappen bezat welke voor een vestingcommandant vereist werden. Het 474 Over bovengenoemde operaties: 'Feldzüge' IV, £4.6-g6g. Ivoy aan Heinsius, Spieren 9 September 1907 (Heins.-arch. nr 920). Een plan van het beleg van Ulm in de Atlas bij 'Feldzüge', Bd VI, Tafel IV.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 506