val wilde, dat die dag beide legers in tegengestelde richting op
mars waren x).
Bedmar was n.l. geïnstrueerd, om weliswaar defensief te blijven,
doch zoveel doenlijk buiten de linies te legeren, ten einde hier het
land kaal te eten en dus de vijand zijn fourage te ontnemen. Ook
stond het beter, een veldtocht met een voorwaartse beweging te
beginnen; 'imposer aux ennemis' noemt de Vault dit. Bedmar
besloot dan ook, op Tongeren te marcheren. De 30e trekken de
Fransen van St Truyen naar de vlakte ten Westen van Tongeren, en
slaan hun kamp op tussen Oleye aan de Jeker en Neer-Heers. De
volgende dag wordt de mars voortgezet, doch na nauwelijks een uur
marcheren ontdekt men aan de overzijde van de Jeker het vijande
lijk leger, in Westelijke richting marcherende. Bedmar begrijpt
dat het op de linies gemunt isonmiddellijk laat hij de terugtocht
aannemen. Ouwerkerks troepen hebben van hun kant de Fransen
ontdekt, en nu wordt het een wedloop naar de linies aan weers
kanten van de Jeker. De Hollanders legeren des avonds 8 uur, na 30
km gemarcheerd te hebben, bij Hannef; de vijand bereikt die
avond Cortise, en is dus iets vóór.
De nachten zijn in deze tijd van het jaar kortbij het krieken van
de ochtend van 2 Juni zetten beide legers hun mars voort. Bij de
geallieerden commandeert Dopf de voorhoede met de gardes du
corps en een eskadron van elk regiment ruiterijtotaal een 3 a 4000
beredenen. Een verkenningsdetachement van 200 ruiters onder de
ritmeester Delvaux gaat vooruit om de juiste plaats der Franse
colonne vast te stellen. In weerwil van het heersende regenweer
ontdekt Delvaux de Fransen niet ver van Avernastevens meldt hij
aan Dopf, dat de linies onbezet zijn. Deze staat met zijn voorhoede
op ongeveer gelijke afstand van de linies en van de Franse achter
hoede. Hij staat in tweestrijd wat te doen: op de staart der Franse
marscolonne aanvallen of de linies bezetten. Hij raadpleegt zijn ge
neraals deze zijn unaniem voor het laatste, wat trouwens het doel
van de tocht wasin het eerste geval toch kon men ten hoogste een
paar eskadrons uiteenslaan en wat bagagewagens plunderen. Dopf
durft blijkbaar op eigen hand geen besluit te nemen; hij laat door
een adjudant bij Ouwerkerk om orders vragen. Deze zijn weinig
positief; wanneer Dopf 's vijands achterhoede niet gemakkelijk kan
484
Over de bewegingen van 26 Mei tot en met 3 Augustus bevat het Alg. Rijksarchief een 'Journal
de ce qui s'est passé de plus considerable dans la campagne de l'an 1704. Commencé le 25 May'.
Uit de inhoud blijkt, dat de schrijver een hooggeplaatst officier is, die tijdens de veldtocht in de
'Gardes du corps' diende, misschien de commandant. Hij spreekt althans eenmaal van 'mes gardes
du corps'.
(A.R.A., R.v.St. 1896; verder aangehaald als 'Journaal').