Na het ontruimen der linies op de 2e Juni werd, nadat het leger enige tijd in slagorde gestaan had, de terugtocht aanvaard een kamp werd betrokken bij Villers, met de rechter vleugel bij Hannut, de linker aan de Mehaigne. Nadat men hier de volgende dag als rust dag had benut, met het oog op de twee zware marsen welke het leger achter de rug had, marcheerde men de 4e in N.O. richting, in vier colonnes evenwijdig aan de Jeker, en werd tot legering over gegaan in een kamp tussen Waremme en Mileshoven Ailst. De 6e werd dit kamp verwisseld voor een ten Z.W. van Borgloon, onge veer bij Mettechoven. Zoals gewoonlijk waren de Fransen aanstonds van de mars onder richt; niet ten onrechte vermoedden zij, dat de operaties in Noor delijke richting zouden worden verplaatst. Reeds de 7e vertrokken dan ook detachementen ter versterking van de garnizoenen van Leeuw en Diest, terwijl 3 bataljons naar Antwerpen, dat, evenals de linies aldaar, slechts zwak bezet was, werden gezonden. Vijf dagen vertoefde Ouwerkerk bij Borgloon. De 11e breekt dan het leger op en marcheert over Hasselt en Zonhoven naar Berin gen, waar het de 13e tot legering overgaat. Bij deze verplaatsing speelt, gelijk bijna steeds het geval was, de fourage een rol: men wilde het land niet geheel kaal eten, om tegen het einde van de cam pagne, wanneer men, gelijk een vooruitziende blik deed vermoeden, in dezelfde streek terug zou komen, geen gebrek aan fourage te hebben. De hoofdzaak is echter, dat men te Beringen 'a porté' was zowel van de Schelde als van de Maas, en men de verdere bewegingen wilde regelen naar gelang van het 'dessein' dat Sparre in Vlaanderen zou 'formeren'. Bedmar marcheert, volgens de gewone tactiek, evenwijdig met het geallieerde leger binnen de liniesop de dag, waarop Ouwerkerk zich bij Beringen neerslaat, bezet hij met de helft van het leger de linies tussen Aerschot en Diestdetachemen ten komen links bij Iteghem en rechts te Thienende rest komt met het hoofdkwartier bij Scherpenheuvel. Als alle legerhoofden, die uitgestrekte linies moeten bewaken, voelt ook Bedmar zich overal bedreigd en te zwakhij vraagt derhalve versterking aan de koning, en stelt voor, hem het corps van Coigny te zenden, vooral ook in verband met lopende geruchten omtrent Nederlandse troepenver zameling in Vlaanderen en bij Bergen op Zoom. De koning, met een juister kijk op de algemene oorlogstoestand en de werkelijke be doeling der Hollanders op het Noordelijk operatietoneel, wilde van geen versterking weten. Hij vermoedde veeleer, dat de vijand nog meer troepen naar Duitsland voornemens was te zenden, en geeft Bedmar opdracht, zodra hij dienaangaande zekerheid heeft, daarheen 488

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 522