man) zou zich successievelijk langs verschillende wegen bij hem aan sluiten; ook zouden 300 man uit Luik en Hoey zich bij hem voegen, evenals drie stukken van 6 pond uit laatstgenoemde vesting. Onge twijfeld was het plan met grote zorg en oordeel opgezet, gelijk ook alle deelhebbenden naar behoren geïnstrueerd werden. De uitvoe ring zou geschieden op hetzelfde tijdstip, dat Sparre voor zijn actie tegen Brugge zou kiezen. Overigens viel, gedurende de 14 dagen welke het leger in het kamp van Moll en Balen doorbracht, niet veel bijzonders te boeken. Het enige was een ruitergevecht dat op de 26e plaats greep. De aan leiding er toe was een verkenning, welke Ouwerkerk en enige andere generaals, onder wie Noyelles en de jonge Johan Willem Friso genoemd worden, verrichtten naar de zijde van Geel, onder bedekking van 600 ruiters onder Grovestins. De generaals hadden slechts een spits van ^0 dragonders bij zich, toen zij in een holle, met houtgewas omzoomde weg, werden overvallen door een troep van 100 ruiters en even zoveel grenadiers onder Jaques Pasteur, een der vermetelste Franse partijgangers. Een gevecht ontstond, waarbij de partijen elkaar beurtelings 'pousseerden' en 'repousseerden', doch ten slotte moesten de Fransen het veld ruimen met een verlies van een tachtig gevangenen. Van degenen, die zich bij dit ruitergevecht onderscheidden, worden, behalve de brigadier Grovestins, ge noemd de kapitein Willemsdorf van de gardedragonders van Wil lem iii, de 'jonge Grovestins' en de 'jonge Eminga'. Pasteur werd gewond en ontkwam met moeite aan gevangenschap 1). Alvorens de verrichtingen van Ouwerkerks krijgsmacht te be handelen willen wij thans zien, wat in deze tijd in Vlaanderen voor viel. Eind Juni bevond Sparre zich in een kamp bij St Donaas met een mobiele macht van 12 bataljons en 8 eskadrons, benevens enige stukken geschutin de steden en forten van de Schelde tot Cadzand lagen nog 7 bataljons en 42 compagnieën in garnizoen. De vijand had in Vlaanderen 37 bataljons, 4 militiebataljons en 3 eskadrons; een 1 £-tal bataljons hiervan waren als mobiel korps ter beschikking van la Mothe in een kamp bij Damme. Eigenaardig is, dat de Staten in een resolutie van 2 1 Juni hun wens hadden kenbaar gemaakt, dat het Maasleger zijn bewegingen naar het veel kleinere van Sparre zou regelen. Deze liet, in een brief van 24 Juni, niet na, op het onlogi- schë van deze strategie te wijzen: 'L'on fait trop d'honneur a l'ar- mee de Flandre', zo schreef hij, 'de vouloir regler les operations et Pelet IV-47, 48 Ouwerkerk a.d. St.Gl, leger te Moll 2$ Juni; id. aan Heinsius 22 Juni; Journaal 18, 24, 26 Juni; Europ. Mere. 77; J. R. Cayron, 'Pastur', p. 135-, 136. 490

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 524