Na drie dagen te St Truyen vertoefd te hebben, trekt Ouwer-
kerk de 9e Juli Zuidwaarts tot Montenaken en Avernas, waar het
leger g dagen blijft. Het enige wat in die tijd aan vermeldenswaar
digs voorvalt is, dat de 10e de tijding van de op de Schellenberg be
haalde overwinning binnenkomt, als een welkome gebeurtenis
in de heersende malaisestemmingde volgende dag wordt zij met
vreugdeschoten gevierd.
Bedmar reageert volgens het gewone recept; hij verplaatst zijn
leger eveneens Zuidwaarts van Heylissem naar Jandrain, met sterke
afdelingen in de linies bij Merdorp en Wasseige, en laat bij voorbaat
bruggen slaan over de Mehaigne. Tevens worden maatregelen geno
men met het oog op een eventuele actie tegen Namen: de bezetting
aldaar wordt versterkt met infanterie, artilleristen en enige ruiterij
uit omliggende plaatsen; een aanzienlijke hoeveelheid geschut wordt
op de wallen en buitenwerken in batterij gebracht; een en ander
door de zorg van de vestingcommandant, de generaal Ximenes.
De 14e Juli breekt het Nederlandse leger op, gaat over de Me
haigne, en legert bij Ville-en-Hesbaye en Avène. Bedmar verplaatst
dezelfde dag zijn hoofdkwartier naar Wasseige: een detachement
onder de markies van Deynse blijft achter bij Jandrain-Jauche, een
ander onder Gacé komt ten Zuiden van de Mehaigne bij Hemptinne.
De x zet Ouwerkerk de mars voort en legert aan de Maas bij
Seilles.
Twee bruggen worden over de rivier geslagen, en een deel van
het leger, onder Trognee, Holstein-Plön, Murray en Argyll,
kampeert op de Zuidelijke oever.
Bedmar schijnt in deze dagen in de mening verkeerd te hebben,
dat niet minder dan 80 zware kanonnen en 20 mortieren van
Maastricht naar Hoey waren vervoerd. Het bericht hiervan vindt men
althans bij De Vault (Dl 4-^2). Een dergelijk geweldig artilleriepark
zou uit de aard der zaak niet wijzen op een bombardement, maar op
een beleg. Aan Nederlandse zijde vinden wij hiervan geen bevesti
ging; daarentegen vermeldt een eind Juni opgemaakte 'Lijst van de
nootsaakelykheede tot een bombardeeringe' slechts 1 2 lange stuk
ken van 1 2 pond, elk met 300 schoten, 1 2 mortieren en 1 2 hou wit-
order kwam, terug te trekken wegens het overstromen van de Demer. Ook de tot het detachement
behorende ruiterij was het vijandelijk gebied reeds ver binnen gereden zonder een vijand gezien te
hebben. Dat het Ouwerkerk ernst was met de aanslag, bewijst de volgende brief aan Heinsius
'Camp de Moll, le 3 Julie.
'Monsieur,
Nous marchons demain avec l'armee, dans le dessin de executer un des projets que je me suis donné
l'honneur de vous envoyer, je suis assuré que si nous ne reussissons pas, que ce sera pas manqué de
bonne volonté, n'y d'une parfaite union des generaux, j'espere que le bon Dieu nous benira, je suis
tres parfaitement Monsieur etc.' w.g. Auuerquerc. (Heins. arch. 937).
494