grondig verbrand en vernield worden. Op deze wijze zou men schrik op de Spaanse kusten verbreiden, de vijand zou een belangrijke vloot- basis- en Lissabon een lastige handelsconcurrent minder tellen. De vraag was nog slechts, hoe men het sterke Cadiz, waarvoor de zeemogendheden twee jaar te voren met een landingsleger schip breuk hadden geleden, thans zonder dit zou innemen. De krijgsraad, welke 17 Juli op de vloot werd gehouden, verwierp het plan zonder omwegen en besloot, om niet geheel werkeloos te blijven een aan slag op Gibraltar te ondernemen, dat, naar verluidde, slechts een zeer zwakke bezetting had. Inderdaad telde deze niet meer dan 100 man en ruiters, waarbij de gouverneur, don Diego de Salinas, te elfder ure nog een 300 man landmilitie uit de omtrek voegde. Hoewel de stad, die in de dagen van Karel v nog door Daniel Speckle versterkt moet zijn geworden, gunstige voorwaarden bood voor een effectieve verdediging, waren de kansen hierop bij een zo povere bezetting zeer gering. De 1 e Augustus verscheen de vloot voor Gibraltarde zelfde dag nog werden 1800 Britse en Nederlandse mariniers aan land gebracht onder bevel van de prins van Hessen-Darmstadt, wiens naam voorgoed aan de verovering en latere verdediging van Gibraltar ver bonden zou blijven. De volgende dag voeren 17 Engelse en 6 Neder landse schepen met de drie Staatse bombardeergaljoten de baai bin nen. De eis tot overgave wordt afgeslagen. In de morgen van de 3e begon het bombardementniet minder dan 8 a 900 kanonnen deden hun stem horen en hielpen mee, de stad en de vestingwerken te teisteren, en de kustbatterijen tot zwijgen te brengen. Vervolgens werden sloepen met bootsvolk, onder bevel van de Engelse kapitein Whitaker, aan land gezonden ten einde de werken aan de havenkant te bestormen en in bezit te nemen. Aanstonds werd zonder tegenstand een bastion bezet, doch op hetzelfde ogen blik liet de vijand een onder het werk aangelegde mijn springen, hetgeen niet minder dan 40 doden en 60 gewonden gekost moet hebben. Gelukkig volgde geen tegenaanval op dit critieke moment; de aanvallers handhaafden zich niet alleen in het geruïneerde bastion en op de z.g. Nieuwe Dam, doch maakten zich, door nieuwe troe pen versterkt, ook van aangrenzende batterijen en vestingwerken meester. Nu de aanvallers eenmaal vaste voet op het schiereiland hadden, liet Rooke des namiddags nogmaals een sommatie doen, met de bedreiging, dat de bezetting over de kling gejaagd zou worden, welk gevaar ook in geval van een stormenderhandse inname, waarop veel 5-27

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 561