alarmeringen en de bommen die de vijand elke nacht in de stad wierp, stelden het uithoudingsvermogen der verdedigers op een zware proef, afgezien nog van de geleden verliezen. Eind November bedroegen deze 87 doden en 189 gewonden, terwijl 337 man wegens ziekte geen dienst deden, zodat nog slechts een 1200 com battanten overbleven. Van de hogere officieren was behalve de veldmaarschalk nog slechts de Britse kolonel Borre over, wiens bekwaamheid en activiteit een krachtige steun was voor de vesting commandant. Van uitvallen kon onder deze omstandigheden voor- lopig geen sprake zijn. Met de vloot die, ter sterkte van 22 linie- en enige kleinere schepen, in een halve cirkel voor de stad voor anker lag, werd nauw contact onderhouden. Aan de Oostzijde van de berg patrouilleerde de vloot met gewapende sloepen, ten einde een nieuwe overrompeling aan die kant te voorkomen. Ook de belege raars hadden het ver van gemakkelijkherhaaldelijk stonden hun loopgraven vol water en moest dientengevolge het werken gestaakt wordende Spanjaarden hadden groot gebrek aan schoeisel en kle ding; ziekte en desertie waren het onvermijdelijk gevolg, zodat ook VILLADARIasmacht die op 10 000 man werd geschat, danig ver zwakt moet zijn. Niettemin wordt de standvastigheid, waarmee de Spaanse soldaat alle ellende en ongemakken verdroeg, ten zeerste geroemd. Ook in de vesting was het moreel uitstekend, en waar in een be legerde stad alles afhangt van de persoonlijkheid van de commandant, komt aan Hessen-Darmstadt zeer zeker een groot deel van de lof toe, waarop de verdedigers aanspraak mogen maken wegens hun onbezweken volharding in het trotseren van vermoeienis en ge vaar, en de opgewektheid waarmee ieder van hoog tot laag zijn plicht vervulde. Een wanklank is bij dit alles alleen dat enige Spaanse officieren van verstandhouding met de vijand werden verdacht, zo dat de veldmaarschalk zich zelfs genoodzaakt achtte hen voor alle zekerheid in hechtenis te nemen. Een keerpunt in het beleg vormt de aankomst, op 18, 19 en 20 December van een transportvloot, die een aanzienlijke versterking aan manschappen meebracht: twee Engelse en een Nederlands bataljon, totaal 1700 man. Het Nederlandse was dat van Waes waar bij zich na enige tijd nog dat van Oudesteyn voegde. Deze bataljons waren uit het vaderland afgezonden ter vervanging van die van Fagel en Holstein-Norburg, die gelijk men weet het grootste deel hun ner manschappen hadden verloren en derhalve werden opgeheven. Het is zeer waarschijnlijk, dat onder de zeesoldaten, die tot nog toe de verdediging hadden gevoerd, ook een zeker percentage Hollan- 5 32

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 566