ders is geweest, doch omtrent de juiste samenstelling der aanvanke
lijke bezetting ontbreekt het tot nog toe aan gegevens 1).
Pointis, die met een sterk eskader te Cadiz lag, had te vergeefs
gepoogd, de transportvloot te onderscheppen; slechts drie schepen,
van de 22, kon hij bemachtigen. Dank zij de aangekomen verster
king stonden de kansen om de stad te nemen er thans slechter voor
dan ooit; ook konden de belegerden zich thans de weelde van uit
vallen veroorloven, waarvan zij een dankbaar gebruik maakten; voor
het eerst op de 24e, vervolgens te middernacht op Oudejaarsavond.
Beide keren was het doel, de voorste loopgraven te vernielen en
vooral ook, schanskorven te verbranden of buit te maken. Het mate
riaal hiervoor schijnt in de streek schaars geweest te zijn, vandaar dat
de veldmaarschalk een prijs uitloofde voor elke schanskorf die bin
nen de stad werd gebracht. Beide uitvallen worden met succes be
kroond en kostten de geallieerden, naar wij lezen, matige verliezen.
Bij het begin van het nieuwe jaar hadden de belegerden in 't geheel
142 doden en 326 gewonden te betreuren. Deze verliezen legden
echter weinig gewicht in de schaal zolang slechts de gemeenschap
met de buitenwereld ongestoord bleef. Villadarias bleef zich on
danks alles aan zijn ondankbare taak vastklampenof zijn standvastig
heid uiteindelijk toch nog beloond zou worden, zou het nieuwe
jaar leren.
£33
V. Rynevelt, p. 106. Het bataljon van Waes werd aangevoerd door de sergeant-majoor van het
regiment, Diderik van Keppelfox. Oudesteyn overleed kort voor de inscheping naar Gibraltar; in
zijn plaats kwam de luit.-kolonel Jacob Campe van Bruheze. De twee bataljons vertrokken in het na
jaar van 1704 uit de Nederlanden ter gezamenlijke sterkte van 1320 man, te zamen met 600 recru-
ten, die over de andere regimenten werden verdeeld: A.R.A., R.v.St. 1897.