Lodewijk XIV was besloten, dit jaar op alle fronten, althans ten Noorden van de Alpen, een verdedigende oorlog te voeren, wat niet wegnam, dat energieke maatregelen werden genomen, om de ge vechtskracht zo hoog mogelijk op te voeren. De gapingen, welke de infanterie vertoonde, werden aangevuld met militie; de zware ver liezen, die de ruiterij had geleden, werden vergoed door het aan kopen van een groot aantal paarden uit Zwitserland. Dit klinkt wel enigszins zonderling, daar dit land nooit om zijn paardenrijkdom be kend heeft gestaan. Het vermoeden schijnt dan ook niet gewaagd, dat hierbij op grote schaal doorvoer van uit Duitsland gesmokkelde paarden heeft plaats gevonden. Het doel schijnt echter in ieder geval in hoofdzaak bereikt te zijn x). Ten behoeve van de Spaanse, Keulse en Beierse contingenten werd, zo lezen wij, de werving in de Franse grensgewesten open gesteld. De keurvorst van Beieren kon echter slechts 4 bataljons en 2 eskadrons te velde brengen, waarover de graaf van Arco het bevel voerde. De verdeling der strijdkrachten over de verschillende fronten dacht men zich aan Franse zijde als volgt In de Zuidelijke Nederlanden 80 bataljons en 100 eskadrons onder Villeroy in naam voerde Maximiliaan van Beieren, als land voogd, het bevel. Aan de Moezel 110 bataljons en 100 eskadrons onder Villars. Men voorzag namelijk al spoedig dat hier een groot opgezet offensief was te verwachten. In de Elzas $o bataljons en 60 eskadrons onder Marsin, terwijl in Italië wederom Vendome het bevel zou voeren over 100 bataljons en evenzoveel eskadrons. Voorts zouden onder Tessé enige troepen naar Spanje gezonden worden, terwijl Berwick dit jaar de in de Cevennes nog nodige krachten zou commanderen. Schat men, aan de hand van deze getallen, het gehele Franse leger op 400 bataljons en evenveel eskadrons, dan komt men tot een globale sterkte van 200 000 man infanterie en 40 a £0 000 ruiters, waarbij men, voor de kuststeden en binnenlandse garni zoenen, nog een moeilijk te schatten sterkte aan militie- en vesting troepen zal moeten optellen. Een grote promotie in de hogere rangen, omvangrijker dan tot nog toe ooit was voorgekomen, strekte om de ijver van 's konings officieren aan te wakkeren: zestig luit.-generaals, acht en zeventig 5 39 x) 30 September 1704 dringen de St.Gl bij die van Utrecht aan op scherp toezicht op het smokkelen van paarden, daar zij verwittigd zijn, dat het Franse hof tijdens de a.s. winter 20 000 paarden wil aan kopen. De 2e December klaagt de regering dat de vijand zijn benodigde paarden uit het grondgebied der Republiek en van de geallieerden heeft weten te betrekken. Hierover S. W. G. A. van Leeuwen, Geschiedenis der Nederlandsche paardenfokkerij', diss. Veeartsenijkundige Hogeschool, Utrecht 1922.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 573