veldmaarschalken - welke rang gelijk stond met die van generaal-
majoor ten onzent - en meer dan veertig brigadiers der infanterie
en cavalerie werden nieuw aangesteld x).
Wat het krijgsplan der geallieerden aangaat, stond feitelijk reeds
in het vorig najaar vast, dat de Moezel het hoofd-operatietoneel zou
zijn. De inneming van Trier en Trarbach immers was slechts een
voorbereiding tot een aanval die, naar de bondgenoten hoopten, de
krijg op Frans grondgebied zou overbrengen. De vestingen, waarmee
men op dit front te maken had, waren Diedenhoven (Thionville) aan
de Moezel, Saarlouis aan de Saar, Luxemburg, en in tweede linie
Metz. Op zich zelf waren dit, uitgezonderd wellicht Luxemburg,
geen bijzonder sterke vestingen; voornamelijk zou het leger van
Villars de toegang moeten betwisten. Aan de zijde der geallieerden
gold het Moezelfront voor de eigenlijke zwakke plek der Franse
monarchiemen zal zich herinneren, dat Flop reeds in het voorjaar
van 1703 om deze reden veel voor een offensief aan de Moezel
voelde. Men mene echter niet, dat op het doorbreken van de hier
slechts dunne vestinggordel een stoot naar het hart van Frankrijk
gevolgd zou zijn. De oorlog op Frans grondgebied overbrengen be
tekende naar alle waarschijnlijkheid niet veel meer dan: stroop
tochten houden en het land onder contributie stellen. Er is in deze
oorlog, ook in de Zuidelijke Nederlanden, telkens sprake van het
doorbreken van de befaamde, door Vauban gewrochte, vesting
gordel, maar zelden van wat er daarna moet geschieden. Evenzo was
het met het Moezeloffensief. Men kan, wat dit aangaat, met de
mening van Knoop instemmen, die zegt'men kan gerust aannemen,
dat wanneer men Sarre-Louis en Thionville had vermeesterd en tot
Metz was doorgedrongen, men zou gemeend hebben al wonder veel
te hebben gedaan'. Villars noemt in zijn gedenkschriften nog een
gevaar, dat aan een doorbraak langs de Moezel was verbonden, n.l.
de afval van Lotharingen, welks hertog, hoewel tot formele neutrali
teit gedwongen, sterk met de bondgenoten sympathiseerde, maar de
mogelijkheid van een oprukken naar Parijs schijnt ook bij Villars
geen ogenblik te zijn opgekomen. Men moet dan ook het plan in
het kader van de tijd bezien, en dan kan men niet anders dan gelijk
ook Knoop doet, er mee instemmen 2).
Pelet V-4, g. De promotie had plaats in October 1704. De lijst der bevorderden bij Quincy IV-482
vlg.die van de luit.-generaals en veldmaarschalken aan de Moezel aid. 487; die in de Zuidelijke
Nederlanden 497. Een aantal maarschalken benoemd tot ridder in de orde van de Heilige Geest:
Europ. Mere. 1705, p. 113.
2) J. W. Knoop: 'Bijdrage tot de krijgskundige studie van den Spaanschen Successieoorlog in de
Nederlanden', Nieuwe Spectator, 20e jrg. 1866, p. 197. 'Vie du Marechal Due de Villars, écrite
par lui-même', Parijs 1784, 1-35:1.
^40