Over de winterkwartieren aan de Moezel voerde Noyelles het
bevel. Zijn hoofdkwartier had hij te Trier, dat d.m.v. veldwerken
ter dege in staat van verdediging was gebracht. Dit was niet over
bodig de Franse kantonnementen toch lagen op zeer korte afstand,
zodat de grootste waakzaamheid was geboden. Voor de troepen
bracht deze toestand uiteraard een zware wachtdienst mede x).
Om aan deze ongewenste situatie een eind te maken, beraamde
Hompesch een overval op de plaatsjes Wasserbillig en Greven-
macher, op ioa i£ km van Trier, waar de Fransen zich genesteld
hadden, en bezig waren, zich te versterken. De aanval had plaats in
de nacht van 29 op 30 December, volgens de regelen der kunst, al
thans FIompesch had, naar hij schreef 'passé deux ou trois jours a
faire un project pour les chasser et enlever'. Het eerstgenoemde
dorp ontruimden de Fransen bijtijds: bij Grevenmacher had nog
een gevecht plaats, waarbij een Franse compagnie grenadiers deels
gevangen, deels buiten gevecht gesteld werd. De buitgemaakte palis
saden en fascines werden te scheep naar Trier gebracht, en de dor
pen, die op Luxemburgs grondgebied lagen, na rijp beraad ver
brand 2).
Ondanks dit, trouwens niet overweldigende, succes van zijn
onderbevelhebber was het commando van Noyelles aan de Moezel
allerminst een sinecure. Dat de verstandhouding tussen hem en
Hompesch te wensen overliet, was onder de Staatse generaals helaas
te gewoon, dan dat wij er ons over zouden verbazen. Ernstiger was,
dat er gebrek was aan levensmiddelen en fourage. In de dun bevolkte,
weinig vruchtbare streek leverden de kantonnementen weinig op;
de magazijnen waren slecht voorzien en moesten bovendien dienen
voor de aanstaande veldtocht. Het bevriezen van de Moezel, waar
door een tijdlang het transport werd gestremd, maakte de toestand
niet rooskleuriger. Het gevolg was een zware druk op de met
troepen belegde dorpen, en hevige klachten van de aartsbisschop
van Trier, wiens land met totale uitmergeling werd bedreigd.
Het gevaar voor een algemene vlucht der boerenbevolking was
niet denkbeeldig; in dit geval zouden ook de troepen naar elders
1) Een uitvoerig rapport van Dopf van 3 Januari 1705 van de militaire toestand aan de Moezel,
met een kaartje van de verdedigingswerken van Trier in A.R.A., St.Gl 4881.
Van de Moezel tot de Lauter lagen in de winterkwartieren
Hollandse troepen ..18 bataljons en 2 1 eskadrons
Deense troepen 8 bataljons en 20 eskadrons
Hessische troepen 9 bataljons en 16 eskadrons
Staatse en Engelse artillerie bevond zich te Coblenz. Bonn was bezet door 2 bataljons en 2 eskadrons.
Aan de Bovenrijn, in de Palts, en de Elzas lagen keizerlijke, Paltsische- en Kreitstroepen ter sterkte
van 30 bataljons en 23 eskadrons.
2) Hompesch ad. St.Gl, Trier 31 December 1704 (St.Gl 4481).
£42