hun gewone wintergarnizoenen in Noord-Brabant. Zij marcheerden dus niet, als een jaar geleden, langs de kortste weg, over Roermond, naar de Moezel. Marlborough had dit liever gewild, doch het tijdelijk verblijf bij Maastricht was een concessie aan de Staten, die slechts node een zo sterk leger uit de Nederlanden zagen ver trekken. Over de verdeling der troepen tussen de twee operatietonelen is blijkbaar weer het een en ander te doen geweest en evenzo over het verblijf der Engelsen te Maastricht. Aan Eugenius schrijft Marlborough de 18e April, nog vóór de terugkomst van Lescheraine: 'L'armée de la Meuse sera formée le 6 Mai pres de Maestricht. Mais la lenteur et l'humeur timide de ces Messieurs ici, est cause que je n'ai pu encore les porter a me donner autant de troupes qu'il serait necessaire d'avoir pour nos operations sur la Moselle. Quand ils verront tout en mouvement, j'espère qu'ils se resoudront enfin a prendre les mesures les plus convenables pour pousser nos desseins'En aan de koning van Pruisen op 3 Mei: La timidité de ces Messieurs m'a oblige de faire perdre deux ou trois jours de marche a nos troupes pour les faire assembier auprès de Maestricht'. In dezelfde toon ook aan Wratislaw; alleen aan de Nederlandse generaals schrijft hij eenvoudig; 'Je me trouve oblige de passer par Maestricht' De 8e is Marlborough te Maastricht, waar 12 en 13 Mei de Engelse infanterie arriveerde. Zij werd gelegerd bij Rekem, even ten W. van de Maas, ongeveer 7 km Noordelijk van de stad. De cavalerie was intussen ook aangekomen, doch bleef ten Oosten van de Maas, om besmetting door de paarden van het Maasleger te voor komen. Ouwerkerk was reeds de 6e te Maastricht aangekomen, en gaf orders voor het samentrekken van het Maasleger. De 11 e was dit bijeen en betrok het een kamp bij Loen en Haccourt, ter zelfder plaatse waar het vorig jaar de veldtocht was begonnen en geëindigd. Het kamperen van het leger kan men als het begin van de veld tocht beschouwen; wij willen daarom Marlborough's reis naar de Moezel in een volgend hoofdstuk beschrijven, en terugkeren tot de voorgeschiedenis van de veldtocht in de Zuidelijke Nederlanden en elders. Aan Franse zijde waren de hoofdlijnen van de te volgen strategie uitgestippeld in een conferentie, welke begin April ten hove ge houden was tussen de koning en de maarschalken Villars, Villeroy en Marsin. Vervolgens begaven deze zich naar hun respectieve legers: Villars was kort daarop in Metz; Villeroy kwam de 9e E4-8

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 582