Bij Lamberty tenslotte lezen wij, dat onze generaals, althans ver- scheidenen van hen, in het geheel geen haast maakten, om zich naar het leger te begeven, doch integendeel allerlei bezwaren maakten als achterstallig tractement, of pretenties inzake het commando. Slangenburg, die bij het Maasleger, dus onder Ouwerkerk was ingedeeld, was hierbij niet een van de laatsten. Allereerst wenste hij geen orders van Ouwerkerk, doch rechtstreeks van de gedepu teerden te velde te ontvangen. Hierop gingen de Staten terecht niet in. Toen Ouwerkerk vervolgens order van de Staten kreeg, Slan genburg aan te zeggen, zich tegen een bepaalde dag naar Maastricht te begeven, was hij, het humeur van de generaal kennende, zo tege moetkomend, hem de order in persoon te gaan brengen. Doch zijn hoop, dat dit in goede aarde zou vallen, werd beschaamd. Een memorie van Slangenburg aan de Staten volgde met het betoog, dat een generaal van zijn rang dergelijke orders niet mondeling van een veldmaarschalk behoorde te ontvangen, maar per brief van de Staten zelf. Tevens maakte de generaal van de gelegenheid gebruik om een flinke som voor zijn equipage te vragen, en aanwijzing van een beter kantoor dan dat van Zeeland voor zijn betaling. Tenslotte vroeg hij in een afzonderlijke memorie, het gouverneurschap van Maastricht 2). Het gouvernement van Maastricht weigerden de Staten, doch finan cieel ontving Slangenburg althans gedeeltelijke genoegdoening, waarna hij zich gereed maakte, te velde te gaan. Ouwerkerk ver trok eind April, waarna de andere generaals volgden, ook reeds een zonderlinge gang van zaken. Het schijnt, dat de overval van Villars op Homburg tenslotte de stoot heeft gegeven tot het te velde gaan van de geallieerde troepen. Is dit waar, dan heeft Villars de tegen partij ongetwijfeld een dienst bewezen. Van de krijgsbedrijven gedurende de periode van voorbereiding valt slechts weinig mede te delen. De vermetele partijganger La Croix, die wij reeds het vorig jaar aan het werk zagen, overrompelde in de nacht van 7 op 8 April door beladderen het stadje Brühl, op 13 km ten Zuiden van Keulen, en maakte er een 60 man Keulse troepen gevangen. Minder gelukkig waren de Fransen de 17e bij een aanslag op de Luikse voorstad St Margriet, die zij wilden verbranden en er de paarden van het regiment Paul van Rammingen buit maken. Doordat de gouver neur tijdig lucht kreeg van het plan, liep de onderneming op niets uit. Daarentegen verraste de majoor Delvaux met een afdeling SS2 x) Lamberty III-4J6, 4^7. Churchill I, p. 928 zegt abusievelijk dat het Marlborough was, die de order aan Slangenburg overbracht.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 586