De 19e uit Coblenz vertrokken, kwam hij over Heidelberg de 21e
in de namiddag te Rastadt, na een reis van ongeveer 200 km. Hij
trof de markgraaf bedlegerig aan, doch wat erger was, diens leger
was als gewoonlijk in deplorabele conditie. De keizerlijke regimen
ten hadden nauwelijks de helft der nominatieve sterkte, doordat men
de recruten, ook die voor de korpsen aan de Bovenrijn, naar Italië
of Hongarije had gezonden. De magazijnen waren, wegens geldge
brek, leeg of slecht voorzien, en ook overigens ontbrak er van alles.
Wat de prins tenslotte voor de Moezeloperatie beschikbaar be
loofde te stellen bedroeg 20 bataljons en 40 eskadrons, ongeveer
de helft van wat men tot nog toe steeds van uit Wenen had toege
zegd. Doch ook de genoemde troepen waren nog geenszins present,
zodat men, om geen tijd te verliezen, overeenkwam, dat 1 2 bataljons
en 28 eskadrons binnen uiterlijk dagen op mars zouden gaan; de
andere zouden zo spoedig mogelijk volgen. In allen gevalle was het
resultaat, dat aan de Moezel in plaats van, zoals Marlborough had
gehoopt, twee onderling samenwerkende legers, slechts één leger
zou optreden. Het was zelfs de vraag of men hiermee uit Trier zou
kunnen deboucheren.
Daar de mars van het genoemde detachement naar Trier ongeveer
12 dagen in beslag zou nemen, konden de eerste troepen niet vóór
10 Juni ter plaatse zijn. Het zelfde gold voor een sterk contingent
Pruisen, dat nog onderweg was, zodat de operaties op deze datum op
zijn vroegst zouden kunnen beginnen.
De slechte uitkomst van de conferentie belette Marlborough
niet, de dag na zijn aankomst een grote tocht te maken naar de
linies van Stolhofen, die hij, eenmaal in de omtrek zijnde, wilde
bezichtigen.
Hij kwam hierbij tot dicht bij Straatsburg, en in de verte waren
zelfs de besneeuwde Alpentoppen zichtbaar. De dag na deze grote
en vermoeiende excursie werd de terugreis aanvaard, en de 26e was
de Britse veldheer te Trier, waar de Engelse en Staatse troepen de
eerstvolgende dagen aankwamen. De 28e had Marlborough hier
61 bataljons en 86 eskadrons onder zijn bevelen 1).
De Engels-Nederlandse troepen waren niet over Coblenz, doch
dwars door de Eifel gemarcheerd, over Schleiden, Schönecke en
Bitburg. Zij legerden zich ten Noorden van de Moezel, de Duitse
hulptroepen ten Zuiden der rivier 2).
555
Marlborough aan Wartenberg, Coblents 18 Mei; a. d. keurvorst van Hannover, Creutznach 24
Mei; aan Wratislaw,Trier 28 Mei; Cardonnel aan Lewis, Rastadt 22 Mei, bij Murray resp. p. 47, $2,
£7 en £i.
2) Pelet V-42£, 429.