penmacht te Trier moeten achterlaten, en verder wilde Marlbo
rough een flinke versterking naar de prins van Baden zenden, zodat
deze zijn leger op 60 a 70 bataljons en 90 eskadrons kon brengen.
Dit laatste klinkt inderdaad zonderling. Niet alleen was het een
averechtse beloning voor diens passieve tegenwerking, maar men
kan zich ook moeilijk voorstellen, dat Marlborough van de oorlog
voering van de oude, ziekelijke markgraaf, die zijn roem reeds lang
had overleefd, veel verwachting kon hebben. Het zijn dan ook staat
kundige motieven geweest, welke in deze de doorslag gaven 1).
In de brieven van de eerstvolgende dagen komt de hertog op zijn
voorstel terug 2). In die van de 9e wijst hij er op, dat, terwijl hij aan
de Moezel tot werkeloosheid is gedwongen, Villeroy zijn kans aan
de Maas kan waarnemen, en na de te verwachten val van Hoey en
Luik zijn veroveringen voortzetten. Verder betoogt hij, dat een naar
de Maas te zenden detachement sterk genoeg moet zijn om ons in
Brabant met zekerheid de overmacht te verschaffen, daar anders
Villars, steunend op zijn sterke stelling, steeds meer troepen zal
kunnen afzenden dan de bondgenoten. Herhaaldelijk dringt hij aan
op een spoedig antwoord op zijn brief van de 7e.
Het is niet geheel eerlijk, dat Marlborough, terwijl hij bij de
Staten de terugroeping van het leger naar Brabant tracht uit te lok
ken, in zijn brieven aan Wratislaw en Harley hoog opgeeft van de
angst, die het offensief van Villeroy in de Republiek zou veroor
zaken, zo zelfs, dat de Staten het oor zouden kunnen lenen aan
Franse vredesaanbiedingen. Aan eerstgenoemde toch schrijft hij de
8e: 'J'attends même a chaque moment d'apprendre qu'ils auront
assiégé Liège, ayant des avis qu'ils feraient tout leur possible pour
donner l'épouvante a la Hollande, dont vous connaissez assez la con
stitution pour juger les consequences funestes que cela pourrait
produire; même jusques a prêter l'oreille a des propositions qu'on
ne manquera pas de leur faire'.
In dezelfde geest de 9e aan de staatssecretaris Harley 'M. de
Villars continues to intrench himself, notwithstanding his superi
ority so that it is plain his whole aim is to give time to the Maréchal
de Villeroy to act on the Meuse, where I find he has already alarmed
them to such a degree in Holland, that I dread the consequences of it,
V. 't Hoff 285V De aan Lodewijk van Baden te zenden versterking geschiedde in hoofdzaak om de
keizer en de Duitse bondgenoten te vriend te houden, die de ontruiming van het Moezelfront zeker
met lede ogen zouden zien. Heinsius ried dan ook (i i Juni) aan, de Rijksvorsten en vooral de koning
van Pruisen, in 'goed humeur' te houden.
2) Zie de brieven van Marlborough van 9, 11, 1en 18 Juni (in die van de 1 ie schrijft Marlborough
o.a. 'we are in such cercomstances that we may be distroyed without fyetting'), en de antwoorden
van Heinsius van 11, 13, 16, 18 en 19 Juni bij Van 't Hoff.
^3