Oppervlakkig bezien, schijnt het zonderling, dat, nu Marlbo
rough van het Moezelfront wegtrekt en slechts een door zwakke
krachten opgevuld vacuum achterlaat, zulks niet onmiddellijk een
overweldigende aanval van Villars in de richting van Coblenz
tengevolge heeft. Het blijkt echter niet, dat hetzij Marlborough,
hetzij Villars, hetzij de Staten, hetzij Lodewijk xiv ook maar
een ogenblik met deze eventualiteit hebben rekening gehouden.
Marlborough rekent er eenvoudig op, dat Villars zijn voorbeeld
zal volgen en insgelijks zijn leger verdelen. De verklaring van dit,
uit modern oogpunt gezien, zonderling verschijnsel zullen wij,
gelijk zo vaak, op het gebied der intendance moeten zoeken. Reeds
Marlborough had in hoge mate te kampen gehad met de moeilijke
proviandering van mensen en paarden in het schrale bergland, en
Villars zou, nu de streek uitgeput en kaal gegeten was door de
geallieerden, voor geen mindere moeilijkheden hebben gestaan.
Terwijl de Engels-Hollandse troepen zich door de Eifel spoedden,
met zo snelle marsen als het bergland met zijn kronkelige wegen toe
liet, was Hompesch vooruit gereisd om met Ouwerkerk en de
verdere generaals de maatregelen bij aankomst en de voortzetting
der operatiën te bespreken. Toevalligerwijs waren twee van de
kundigste generaals in deze tijd ziek: Salisch te Aken, en Dopf te
Maastricht. De 23e Juni bereikte Marlborough het bericht, dat
de vijand Luik had bezet, en aanstalten maakte voor een beleg van de
citadel, doch vertraging ondervond met vervoer en ontscheping van
zijn artillerie. Dit laatste deed bij de Britse veldheer de hoop rijzen,
tijdig aan te komen om deze artillerie buit te maken of, indien Vil-
leroy haar wilde redden, tot een slag te komen. Reeds twee dagen
later vernam hij echter dat de Fransen bezig waren, hun geschut
weer in te schepen, en de 27e, dat zij van Luik terugtrokken.
Kort daarop kwamen slechte tijdingen van de Moezel binnen. Het
blijkt niet, dat over de hier achtergebleven troepen een algemene
commandant is aangesteld. De Paltsische troepen stonden onder be
vel van de luit.-generaal Aubach, de Westfaalse onder luit.-generaal
Von Heiden de generaal-majoor in Staatse dienst Van Heide, had
het bevel over de Nederlandse garnizoenen van Coblenz en Trar-
bachin laatstgenoemde vesting commandeerde onder hem de kolo
nel Van Rechteren, broeder van Almelo.
De intendant Pesters regelde nog steeds vanuit Coblenz de aanvoer
en transporten langs de Moezel, waar de 13e ook Geldermalsen was
aangekomen, die hij afwezigheid van Marlborough en Noyelles
uit de aard der zaak het gezag uitoefende, althans de bevoegdheid er
toe bezat, over de in Staats-Britse soldij staande troepen.
571