en Murray. De ontbrekenden, Slangenburg, Heukelom, Dedem en Wecke werden de 24e door de Staten 'aangeschreven en gelast' om zich 'aenstonts en sonder uijtstel' naar het leger te begeven 1). Slangenburg arriveerde de 2e Juni, waarop Salisch aanstonds naar Aken vertrok. Dopf was in deze tijd ziek te Maastricht; ook dit jaar horen wij trouwens weer veel van ziekte en 'indispositie' onder de hogere officieren. Villeroy begreep, toen hij de zekerheid had van Marlbo rough s afmars naar de Moezel, dat de kans schoon was om tot aanvallende handelingen over te gaan. De 2 ie Mei verlaat het Franse leger de linies en betrekt het een kamp aan de Mehaigne, bij Latine. Hoewel zulks nog geen bepaald uitsluitsel gaf inzake 's vij- ands verdere plannen, begreep men aan Staatse zijde, dat Hoey het eerst gevaar liep. Ijlings werd dan ook nog een vierde bataljon, dat van Dohna, in de stad geworpen. De andere drie waren dat van Hamilton, van TYognée en van Prins Albrecht. Er waren in deze regimenten echter wel een po deserteurs van de vijand, die dus niet door betrouwbaarheid uitmuntten; zo bestond ongeveer het halve regiment van TrognÉe uit dergelijke elementen. Ook lezen wij, dat dat van Prins Albrecht in slechte staat was. Voorts was er gebrek aan geld en levensmiddelen, en een nadelige omstan digheid was ook, dat de vijand de vesting precies kende en alle zwakke plekken wistbovendien had hij verstandhouding binnen de stad 2). De vestingwerken waren sinds de inneming in 1703 nog uit gebreid met het fort Sart, op een sterk dominerende hoogte ten Oosten der stad. De 24e Mei ontvangt Villeroy de toestemming van de koning tot het voorgenomen beleg van Hoey, waarbij Lodewijk tevens mededeelde dat geen verdere detachementen uit de Nederlanden naar de Moezel zouden worden gezonden. GacÈ krijgt opdracht, zich met het merendeel zijner troepen bij het leger aan te sluiten; hij laat 4 bataljons onder Vibraye achter in de linies bij Antwerpen, verlaat de 2 ge met 8 bataljons het kamp van Deurne en komt de 28e te Wasseige. De commandant van Namen, De Saillans d'Estaing, krijgt bevel om 22 stukken van 24 pond, 10 mortieren en gg boten, voor het slaan van twee schipbruggen bestemd, de Maas af naar Hoey te zenden. 575 Ouwerkerk a. d. St.Gl 16 en 22 Mei (St.Gl 4481). Ouwerkerk a. d. St.Gl, leger te Loen, 2 1 Mei, met als bijlage een brief van Cronström uit Hoey, 20 Mei. Een plattegrond van de stad met de aan vals- en verdedigingswerken vindt men bij Lamigue, Het leven van Joh. Willem Friso'.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 609