Na de inneming van Hoey bleef het Franse leger vier dagen ter
plaatse. Villeroy moest immers de toestemming van het hof af
wachten alvorens de citadel van Luik te kunnen aanvallen. De 13e
Juni kwam deze toestemming af; tegelijkertijd verordende de ko
ning echter, dat de maarschalk een detachement van 1 bataljons
en even zoveel eskadrons moest gereed houden, om op de eerste
aanvraag van Villars zonder uitstel naar de Moezel te vertrekken.
Teneinde de verzwakking, die zijn legermacht hierdoor zou onder
gaan, enigszins te vergoeden, trok de maarschalk 3 eskadrons uit
Vlaanderen aan, en bataljons uit enige vestingen. Deze laatste wer
den vervangen door troepen uit meer achterwaarts gelegen plaatsen
en door militietroepen die, waarschijnlijk met het oog op de kust
verdediging, te Boulogne waren gelegerd. Liet veldleger kreeg zo
doende weer een sterkte van <;o bataljons en 83 eskadrons, dus nog
steeds belangrijk groter dan die van het leger van Ouwerkerk.
Deze verliet dan ook veiligheidshalve het z.i. te veel blootgestelde
kamp van Loen, en betrok de 12e een ander op de St. Pietersberg,
met het hoofdkwartier te Caster. Het was slechts te naderen over
een smalle terreinstrook aan de Zuidkant tussen Maas en Jeker, die
gemakkelijk door veldwerken was af te sluiten, en had bovendien
onmiddellijke aanleuning aan de buitenwerken van Maastricht. Op
de Luikse citadel lagen 4 bataljons, waarover de generaal Ziethen
het bevel voerde. Overigens wachtte Ouwerkerk nog steeds met
smart op het Franse detachement naar de Moezel, dat naar hij hoop
te, het evenwicht van krachten zou herstellen.
Nadat intussen de voor Hoey gebruikte artillerie was ingescheept,
brak Villeroy de 13e op; des avonds werd een kamp betrokken bij
Lexhy en Horion. De volgende dag wordt de mars voortgezet tot
ten Noorden van Luikhier wordt een observatiestelling ingenomen
met de linkervleugel bij Slins, de rechter bij Millemont. Het voor
de Moezel bestemde detachement dat, onder bevel van d'Alegre,
te Hoey was achtergebleven, marcheerde de 17e af naar Marche en
Famine, om vandaar de grote weg te volgen, die van Namen over
Bastogne naar Luxemburg en vandaar naar de Moezel voert.
De 18e Juni vertrekken 18 bataljons en 6 stukken geschut uit het
leger naar Luik. De stadsregering en het domkapittel waren reeds de
gehele vorige dag in onderhandeling geweest met keurvorst Maxi-
miliaan, die in deze de rechten van zijn verdreven broeder waar
nam, om te bewerken, dat uit de stad niet op de citadel, en vanhier
niet op de stad zou worden geschoten, evenals in 1702 was overeen
gekomen. De keurvorst was evenwel niet tot deze concessie te be
wegen, met het gevolg dat de Nederlandse commandant van zijn
582