kant weigerde, de sleutels van de poorten af te geven, en de stads muur door zijn troepen liet bezetten. Toen de 18e de Beierse generaal Monasterol de voorstad St Mar griet in bezit nam, werd dan ook enige tijd tegenstand geboden; bij de nadering van sterkere vijandelijke troepen met geschut trokken de verdedigers echter op de citadel terug, waarna de Fransen zich toegang tot de stad verschaften, zonder dat enige gewelddadigheid tegen de burgers werd gepleegd. De Fransen begonnen thans aanstalten te maken tot het belegeren van de citadel, lieten het geschut van Hoey komen, en rekenden de 21e de loopgraven te kunnen openen. Juist op die dag werd echter het bericht ontvangen van de terugtocht van Marlborough op Trier en zijn afmars naar de Nederlanden, waar hij tegen i Juli kon worden verwacht. Villeroy wenste niet alleen een botsing met de verenigde macht van Marlborough en Ouwerkerk te vermijden, doch begreep ook, dat, zelfs al zou men de citadel vóór de aankomst der troepen van de Moezel kunnen innemen, er veel kans was, dat er geen tijd meer zou zijn voor het terugtrekken van het zware ge schut. Terecht achtte hij het veiliger, van het beleg af te zien; de 24e scheepten de Fransen hun geschut, voor zoverre dit reeds ont scheept was, weer in, en in de nacht van 26 op 27 Juni werd de stad ontruimd. Terwijl Pelet het voorstelt, alsof in het geheel geen begin is ge maakt met de belegering (de voor de Franse wapenroem gunstigste zienswijze), zijn er volgens de Europische Mercurius wel degelijk batterijen opgeworpen, zelfs ten getale van vijf, waarvan er althans één met 12 stukken was bewapend, terwijl de Fransen ook aan een grote mijn werkten, om een deel der werken te doen springen. Hoe het ook zij, tot het openen der loopgraven is het in geen geval ge komen. D'Alegre, die intussen te Marche en Famine was gekomen, ont ving order, zijn mars te staken en vervolgens, om naar het leger terug te keren. In Hoey herstelde men zo goed mogelijk de bressen, en werden de forten St Joseph en du Sart geslecht, teneinde met een kleinere bezetting te kunnen volstaan. De 2 7e gingen de Fransen beneden Tongeren over de Jaar of Jeker, en legerden zich langs de weg van Tongeren naar Borgloon of Looz, met een dekkingsdetachement te Tongeren, en de kwartieren van de keurvorst en Villeroy respectievelijk te Bideux en Looz. De berichten, volgens welke Marlborough de 27e te Maastricht was aangekomen en zijn troepen reeds op korte afstand van Aken, waren voor Villeroy aanleiding, naar een andere en veiliger gelegen stel- £83

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 617